Hemelvaart (fragment)
Carlie Stijnen
‘U moet,’ zegt de jonge man dwingend, ‘u moet een keer mee naar de gebedskring op de Kommel. Dat zal u goed doen.’
‘Jaja,’ mompelt Bel onwillig. ‘We zullen wel zien.’
‘Op de Kommel. In Maastricht.’
‘Ik weet wel waar de Kommel is.’
Ze monstert haar bezoeker met groeiende afkeer. In plaats van het bescheiden insignespeldje van de gekruisigde op zijn revers draagt hij uit manifeste restauratiedrang het zwarte pak met witte boord van de priester. Maar wat hij ook aantrekt, Bel ziet in hem slechts Peter van Isa, zoon van een van haar zusters.
Bel komt uit een nest van twaalf. Allemaal meisjes, mijn god. Elke dag komt er wel eentje bij haar buurten. Uit verzet tegen zoveel dominerende vrouwelijkheid noemt Dries ze alle elf Isa. De zus van de dag, de zus die hij tegenkomt, de zieke zus, allemaal Isa. Hem maakt het niks uit, het houdt de zaken helder en eenduidig, zegt hij. Als hij thuiskomt met de melding dat hij Isa heeft gezien, moet Bel dus telkens vragen: welke?
Als hij ze scheef heeft liggen, is hij ook nog in staat om te zeggen: ‘Geen idee.’
Bels naam klinkt als een paukenslag, maar zo is zij. Door een gelukkig toeval is ze niet genoemd naar haar grootmoeder van vaderszijde. Die was net niet aan de beurt bij de toekenning van het meterschap, anders had ze Nel geheten. Die ene letter verschil zou haar onrecht hebben gedaan. De N ontbeert het optisch effect van de vette, ronde B, die zoveel meer in overeenstemming is met haar robuuste gestalte. De B glijdt als een handschoen over haar gedaante heen. Zo hoort een naam te zijn.
Namen zijn van essentieel belang. Stel Adam had een olifant als hagedis betiteld, hij zou zich onsterfelijk belachelijk hebben gemaakt. Zo is het ook met mensen. Je kunt iemand niet Eleonore dopen en haar La Perlalingerie aantrekken als je een Elly voor ogen hebt die het moet stellen met ondergoed uit het aanbod van de supermarkt.
Wie Bel ziet, ondergaat de merkwaardige sensatie oog in oog te staan met het portret dat Picasso schilderde van Gertrude Stein. Al is Bel ouder dan Gertrude was ten tijde van het portret, al zijn haar wangen zwaarder en heeft ze onderkinnen, ze is het. Haar haren zijn grijs geworden, maar de kapper die aan huis komt, kleurt ze maandelijks bij. Lichtblond. Aan die verfbeurt houdt ze strak de hand. Haar haren vormen het enige deel van haar lichaam waar ze nog zeggenschap over heeft.
Op de drempel van de ouderdom is ze dermate uitgedijd dat haar knieën haar gewicht niet meer kunnen dragen. Haar overgewicht heeft haar tot