‘Waarom lig je nou direct weer aan het somberste te denken?’
‘Je zult het zien.’
‘Voel maar,’ zei Sandor terwijl hij aan kwam huppelen. Hij struikelde over mijn badjas die voor het bed lag en de bus vloog uit zijn handen.
‘Mijn handjes zijn te klein voor die bus,’ riep hij nog.
De bus kwam op mijn hoofd terecht, de lires werden over Miekes gezicht uitgestort.
‘En wat heb ik je voorspeld!?’
‘Mens, zeur toch niet zo.’
‘Hoe heet dat ook weer, dat ik er ander geld voor krijg, we doen het altijd aan de grens...’
‘Ik begrijp je niet, jongen.’
‘Wisselen, bedoelt hij,’ zei Mieke, die lires uit haar haar schudde.
‘Wat zou je dan willen.’
‘Wil je de bus niet omwisselen.’
‘Misschien krijg je er maar vijftig cent voor.’
‘Is dat veel?’ vroeg hij.
‘Twee kwartjes,’ legde ik hem uit.
‘Dat is toch minder? Dat zijn maar twee dingetjes en nu heb ik een bus vol.’
‘Tja, hoe moet ik je dat uitleggen?’
‘Geef die jongen toch gewoon een gulden en laat hem die bus houden,’ sprak Mieke besluitvaardig.
Ik stapte uit bed.
‘Je piemel is groot,’ lachte hij.
‘Waar ligt je portemonee?’ vroeg ik aan Mieke.