zijn eerste failliet was en dat hij zijn praktijk de eerste jaren op jouw kosten heeft laten draaien. Liphorst, tjonge, tjonge, je treft het wel! Je moet uit dat faillissement, jongen. Ik help je wel, die huur kan wel even blijven zitten. Ik bel direct Goudstaart, die heeft je er binnen een paar weken uit.’
‘Dat heb ik allemaal geprobeerd. Als ik een advocaat wil nemen, moet mijn curator toestemming verlenen en dat doet hij niet. Het is een vicieuze cirkel...’
‘Gelul! We zeggen gewoon dat iemand voor jou die advocaat betaalt, ik regel wel wat. Kun je donderdag? Ja?’
Van Dak pakte de telefoon en regelde een afspraak met Goudstaart op zijn kantoor.
Ik liep naar huis en dacht: hierdoor kom ik waarschijnlijk in nog grotere moeilijkheden.
Goudstaart had een aardig gezicht, was klein en had niets van een advocaat. Hij stelde zich voor als Gerard.
‘Vertel het 'ns,’ zei hij.
Ik legde mijn verhaal uit en Goudstaart concludeerde: ‘Vreemde zaak, dat zou toch niet moeten kunnen, maar ik begrijp er wel iets van. Je verdient behoorlijk wat en het meeste daarvan krijgt Liphorst in handen. Je hebt natuurlijk ook een belastingschuld en die wordt almaar hoger. Hij spaart dus voor de belastingen en jij werkt steeds harder, daardoor worden de komende aanslagen nog hoger... Tja, zo kom je nooit uit een faillissement. Die Liphorst heeft zeker nooit met de belastingen gepraat?’
‘Ik geloof van niet.’
‘Dat zou natuurlijk het eerste zijn geweest dat hij had moeten doen. Uitstel bij de belastingdienst vragen, je an-