Van ziel en aarde(1952)–Henri Bruning– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave [O ziel, die in uw heldre stilte zelfs geen neigen] [Mijn lager deel bleef onvernederd stréven] [Ik ben mijzelve God en godlijk zelfbeweger] [Zonde en verlossing en al 't goede en kwade, zij gewerden] [Waar dwaal ik? Tussen vervlogen en toekomstige oorden] [De daden die ik stelde, en mijn schoonste dromen] [Gij, keer nu weer; keer tot uw trotse wórden] [Al deze pracht - van wereldsteden, van gedachtenstelsels] [Ik ben niet één met mij] ['t Is goed. Geen droefheid moogt gij meer behoren] [Ik ben mijn wanhoop in zo diepe vrede] [De avondbomen met 't ijl lentelover schenen] [Wat liet Ge mij, dan roof en eenzaamheden.] [Zo door en door, tot op de bodem koud] [Veel droefheid blijft uw hunkrend hart behoren] [O ziel, die in uw ochtendstilte nog verloren] [Dit durend weren van de ziel, die als een rechteloze]