Sluiereffekten(1936)–Victor J. Brunclair– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 69] [p. 69] De schrei om god In de benedenbaai bij 't aangespoelde stort en wrakhout wieromwonden ging aan ons open onder 't glorierijke licht een vergezicht van onvervulde heerlijkheden Onder de staf der toverfee alle paarlen stegen van den bodem der zee gekrioel van schitteringen aan de poel waar onze tocht is uitgemond voorbij De scherpe kiel van onze boot ligt diep in slib gesmoord in wind verworpen aan het land van leed verwonnen na de wilde kamp belicht ons neergedrongen leven droef een lemen lamp die doven zal als daalt de laatste ban der duisternis aartssomber sterreloos Ei droeve vaarders naar het ongeweten land ver van het mijmermeer ter oceanendrift hun omreis die van hoop is uitgetogen belandt in doelverloren waan en een ver lied van mooi vergane dingen slaat de treurzang van het klaagwoud aan in deemsterdag [pagina 70] [p. 70] Duin aan duin waar gleed de diafaandans der serafen stort in als de boze hoos opwervelt die bloesems breekt nooit vruchtgeworden en het slagheir der aangestormde holle horden laat al wat nablijft vormeloos Wie onthield dit land zijn zomerzegen en de stroom van melk en honig wie dempte de klare heilbron met wier en kroos en woelde bodemslijk omhoog dat er de laatste lelie kwijnt Nooit was de nood zoo hooggedreven nooit was de drang naar droom zo ongestild als na zijn pijlvlucht in het dode doel Hij die verkent de verten met de stap van de verovenaar en onderwerping wil van wat zijn voet beroert wordt krachteloos uitgeslagen en de zege is niet hem Roof zal hem haveloos maken Wil hij de peiselijke woonstee aan de wijnberg neerblaken zo wordt ook de goede gloed in hem tot as verteerd Nooit zal hij betreden een gul oogstland onder zeisenzang hem doorwroet de heimweetrek naar het verloren Eden en zijn trots zal zijn de sterke schors van een uitgeroeide boom, die uitrot middenin [pagina 71] [p. 71] Nu Pan geen rondgang houdt in de landouw en bij zijn dwaas gevolg de schal van dol en vol genieten tot angst verstierf nu de zinnelijke zijnsvreugde zichzelf heeft uitgeput en roesgebroken raalt bij zonnezinking overzat omsingelt waanzin de verworpeling uit het heilsrijk en zijn hand greepgraag valt ontkracht vaal verstard en dor om het mysterie ongeboden Eens genaakt op zijn ultieme voorschans waar het begrijpen aan zichzelf vertwijfelt wind heeft het zandspoor weggestoven geen terugweg is gemerkt plots gaat los der dingen dolledans een vreemde vogel houdt de dolaar wild omvlerkt en loert met een koele blik van zijn heet begeren op prooi O de neerlagen ver geleden en de weerkeer van het debacle-leger verlangens krijgers koen naar het hoofs tornooi nu schimmen uitgemergeld holten zijn hun ogen zij hebben de sterfputten in hun eigen gelaat gegraven en plooien terug op de vervallen burcht [pagina 72] [p. 72] Geslagenen in het dal van smarten uw neergang is gebenedijd Op de bergtop rilt het astrale licht en bloeibelofte van zonnezegepraal nog onvolstreden stelt een mysterieteken aan de lage lucht Hoe dieper val hoe schoner hemelvaart het Godsbeeld wordt verrukkingvol gevonden door de wonderlijke boeteling op de rozenweg der zonden Wie almacht tegentreedt uit het laagland van leed zolang ving zijn ziel- een kelk ontvankelijk - het zoete gift door droeve drift drop na drop er neergestort maar de laatste lafenis van walg doet de kelk overlopen dan fonteint een lichtregen over de zondaar open en zijn wezen is een vaas van nachtelijk zwartkristal die overvloeit van sterren Balsem der benedijding wordt op zijn wonden uitgespreid en zijn wee is gewijd tot opperste extaze. Enkel de verworpenen de havelozen vinden het blij gebaar dat weert het kille kozen der ontbladerde rozen van genot en treden zij met moede voet een louteringsberg van Godsverrukking tegemoet [pagina 73] [p. 73] Zie de doornenhaag is hagedoorn geworden de reine wel ontsprong het kroos en adert stil haar vruchtbaarheid in de flank van de landouw Er is een groots gebeuren Opstanding stuwt de geringe dingen die beuren glorierijk ombaden van genade en de dieren verzamen weelderig in de woestijn. Voor de verweesde balling is in de tuin der kwade kruiden een zegepoort: de regenboog De welbeminde Heiland wandelt weer over de wateren en geeft de ranke sloepen zijn zegen mee Op de hoge baren deinen de triremen in het want is een zang zij doorklieven de rode zee de dode zee buitbeladen Als de Godszoon aan hen verscheen wierpen zij de kostbare lading als ballast overboord Want nu eerst staat de steven naar het doel gewend de Hemelhaven Ons die aan land zijn Heer bleef het wonder onvoltrokken en ons betrachten ligt: een hondsvod maar hooggebald over waanzin en vertwijfeling breekt open de snik naar uw alvermogen: de Schrei om God [pagina 74] [p. 74] Nog lokt de lust sireen bij nacht en parelzoekers drijven op late kaan stroomaf naar diepten vol heimnis en waan baliekluivers verdromen de wijl op een berm onbewust van het alomtegenwoordig mirakel in het hart van het land Wat doelloos was en desolaat ziet zich bestemmen tot ongenaakte hoogten de droompopel aan de vijverboord schaduwzwaar in zelfbespiegelen wuift zoetelijk het hoofd en nu wiegelen myriaden gewassen - de goede teelgrond werd hervonden de blijde komst van de zongezant hoogtij op de horizon Vertreden grashalm richt zich vol herwordend leven en op het woudklavier slaat een klankmeester onzichtbaar de wijdingspsalm door het duizendstemmig hoogkoor van losgelaten vogelen triomfant omjuicht en begeleid [pagina 75] [p. 75] Uit de taveern treden loslevers en dwaze maagden en blikken naar de landelijke Madonna in de gevelnis hoe haar mededogen glimlacht door de verkleurde krans van broze papierbloemen zij berouwen hun wild vertier en licht doortint het dwaalblauw hunner ogen keren met een armvol veldviooltjes na de mis en tederlijk omwinden de lieve gestalte zo hoog en toch zo na die vol aanminnigheid de tover van haar wezen in het offerlicht geklaard meedeelt aan de nederwereld Over dorpen en steden Hosannab wordt de heilige hulde vertienduizendvoudigd een blijde tremontvanger tekent ticketten en reikt ze dolgelaten gratis uit voor badhuizen en nieuwwasserijen loopt men storm voor de heilkuur van reiniging Morgen wordt de Zaterdag heilig verklaard en ingeluid De chef kok van een derderangsrestaurant een maagpedagoog die in de sausen spoog styleerder van overschotjes duikt op uit zijn kruidenkelder werpt het onzindelijk vaatwerk stuk en plant op de spijstafel een goudpudding souverein de gasten vallen aan op zoek naar het boontje middenin en bij de laatste bete houden zij hun hart vast haags hopje klopje sneller [pagina 76] [p. 76] Onder de mensen is vreugde - een Paasei - gezegend dat openbarst van lekkernij en nooit leegregent Omwenteling van binnen naar buiten de nachtcafés houden bommelbal in volle dag en bij schemering wil geen veldbloem haar kelkje sluiten dat blijft wijdopen voor een ster die valt uit de hemelrag Zware zonden hebben de wereld bezwaard maar zie: er is oorbiecht van oever en stroom de rietharp fluistert het water luistert en gaat zijn gang een vlondertje verder is de zonde gespoeld en overschalt het land met zilverzang De soldatenhoer verontreinigd in tabakkroegen vol ellende legt af van haar hals het similicollier en knoopt het als een bidsnoer om de lenden Fluidium van alomvatting over de wereld gul tempeest mystiekers staan groggy voor ondoorgrondelijkheden plots gegeven tastbaar reëel een duivenloper laat zijn prijsduif in 't vrije en verwacht den H. Geest Over de volkeren jubelen engelenstemmen van azuur dan vallen de valse sieraden [pagina 77] [p. 77] Vervoering onzegbaar voorheen welt naar de lip en wordt mondgemeen zo was de aardeling die het oerwoord vond waaruit wondertalen vermenigvuldigen Bandeloze blijheid ontzaggelijke hemelkoralen lof en loutering krachtgebed tumult in het natuurorkest bij avondval zal een vrolijke speelman de grondnoot aanslaan zuiver in zijn versleten mondmuziek als de zonneregen het machtige hooglied met knalzoenen punctueert Lichtglobes maken de stad een tuin van Hesperiden bleke tuil van klaarte tot goudvrucht aangerijpt de havenwijk danst omglansd en rond haar sluit de stroomarm krachtiger toe gore sloppen wentelen als schatkameren open de likeuren lachen luidop want een transatlantieker wil binnenvaren in een omgeworpen fles vlaggen in top [pagina 78] [p. 78] In de trui van een varensgezel liggen doorvlochten de kleuren van alle landen en hij kauwt hartstochtelijk een mondvol pruimtabak Hij zag IJsland dat zijn voelhorens uitpriemt naar de Pool Italië tot aan de knie in de middellandse zee dat met zevenmijlslaarzen wil overstappen naar het zwarte land natuurlijk ook de gordel van smaragd pooldageraad en tropennacht nu hij de lange omvaart en de kruisreis heeft voltrokken koestert hij één ideaal: lijnvisser te worden aan een kalme karpervijver De magie van zijn woord heeft in ons de zwerverstrek weer losgewroet en havenwaarts rent een vreemde bemanning in de Westergloed pegelaars bij de minnemeren ontvluchten de vereenzaming die hen omsloeg - een zijdeworm die zichzelf inspint - in de geheimstokerij met haar ongevonden formule die de wereld zou hervormen trekt men een streep door het spel van coefficienten en normen zoekers heffen het beleg rond het mysterie en bestormen de volle levende straat Overweldigend-passionant is de roep naar zee niet om haar wiegelied niet om haar sirenen Aan boord! Aan boord! Wie inscheept vraagt niet waar hij landen zal maar monstert met volle overgaaf De masten houden bal [pagina 79] [p. 79] Wij lachen om de blinde loods landen misschien zinken desnoods Zie daar werpt het schip zijn borst op naar het onbekende Wij volbrengen de kruisvaart reisvaardig ten ende Kolk van katarakten stort over ons saam God die ons schiep geloofd zij uw naam Wij zoeken waar de zee is bodemloos op onze boot zo broos het Nieuwe Diep, het Nieuwe Diep Vorige