Ampten.
DAt yder een zijn zelven kent, / En blijve in zijn element. |
Elck een die blijf in zijn beroep; / En wandel' voor zyn eighen stoep. |
Een kleyn huys, en dat wel verzien; / Een kleyne korf; en vol met byen; |
Een kleyne hoef, en wel ghebouwt; / Een kleyne vrouw, en wel ghetrouwt. |
Elck oeffen' zich in dat hy weet, / En met zijn eyghen voet zich meet'. |
|
|