Een morghen-uyr, voor wie het zy, / Is weerdigh ander' twee, of dry. |
De morghenstond is voester-min / Van wijsheyt, en verstands vriendin. |
De morghenstond, / Is heel ghezond. |
De man, die 'smorghens vroegh op-staet, / Den heelen dagh ghezonder gaet. |
Des morghens op-staen, op zijn tijd, / Maect heyligh, rijck, ghezond, en blijd. |
Die 's morghens langhe light op 't bed, / Zijn lichaem, en zijn ziel besmet. |
|
|