De CL. Davids psalmen
(1644)–Johan de Brune (de Oude)– AuteursrechtvrijEen onderwijzinghe Davids, voor den Opper-zangh-meester. Als Doegh de Edomiter ghekomen was, ende Saul te kennen ghegeven, ende tot hem gheseyt hadde: David is ghekomen ten huyse van Achimelech. | |
§1WAt roemt ghy in't quaedt, gheweldighe?
Godts goedertierentheydt
| |
[fol G5r, p. 105]
| |
(Duert doch) den gantschen dagh. Vw tonghe:Ga naar margenoot+
Bedenckt enckel schade:
Werckende (met) bedrogh, als een
Wel-gheslepen scheer-mes.
| |
§2Ghy hebt 't quaedt liever, dan het goede,
(End') liever de leughenGa naar margenoot+
Te spreken, dan gherechtheydt. Sela!
Ghy hebbet lief alle
Redenen van verslindinghe,
Een tonghe des bedroghs.
| |
§3Godt sal u oock in der eeuwigheydt,
Neder-werpen: Hy zal
V wegh-nemen, end' u uyt de Tent'Ga naar margenoot+
Vyt-rucken, jae hy zal
V uyt het Landt der levende
Vyt-wortelen. Sela!
| |
§4End' de rechtveerdighe zullen 't zien,
End' vreezen; end' zullen
(Dus) over hem spotten: ziet de man,Ga naar margenoot+
Die Godt niet en stelde,
Tot zyn' sterckte, maer vertrouwde,
Op zijns rijckdoms veelheydt.
| |
§5Hy was door sijn schaden verstercket.
| |
[fol G5v, p. 106]
| |
Maer ick zal, in Gods huys,Ga naar margenoot+
Als een groene Olijf boom wezen.
Ick vertrouwe-vast'lijck,
Op Godes goedertierenheydt,
Eeuwighlijck, end' altoos.
| |
§6Ick zal u in eeuwigheydt, loven:Ga naar margenoot+
Om dat ghy 't hebt ghedaen.
End' ick wacht uw naem; want hy is goedt,
Voor uw gunst-ghenooten.
|