De CL. Davids psalmen
(1644)–Johan de Brune (de Oude)– AuteursrechtvrijEen Psalm Davids, voor den Opper-Zangh-meester. | |
§1D' Heer verhoor u, in den dagh des anghsts,
| |
[fol C2r, p. 35]
| |
Den naem des Gods Iacobs
Sett' u in een hoogh vertreck: zende
Vw hulp' uyt 'theylighdom.
End' ondersteune u uyt Zion;
Ghedenck' al uw' spijs-offers,Ga naar margenoot+
En maeck' uw brandt-offer asch? Sela!
Hy gheeft u nae uw herte;
| |
§2Ende vervulle all' uwen raedt.
Wy zullen in uw' heyl
Iuyghen, end' in de naem onzes Gods,Ga naar margenoot+
De vaendelen voeren.
De heer vervull' al uw' begeerten.
Nu weet ick, dat de Heere
Zijn ghezalfden behoudt: hy hoort hem
Vyt zijns heyligheydts Hemel.
| |
§3't Heyl zijner rechter-handt zal wezen,
Met groot mogentheden.
Deze (vermelden) van wagenen,Ga naar margenoot+
Ende die van peerden:
| |
[fol C2v, p. 36]
| |
Maer wy, die zullen van des Heeren
Onzes Gods naem vermelden.
Zy hebben zich neder-gheboghen;
Ende zy zijn ghevallen:
| |
§4Maer wy zijn gherezen, end' staende
Ghebleven: Heer behoudt.Ga naar margenoot+
Die Koninck zal ons beantwoorden
Ten daegh' onzes roepens.
|