Spanje en de democratie
(1938)–Hendrik Brugmans– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |
COPLA | |
[pagina 5]
| |
Spanje en de DemocratieGa naar voetnoot*).Er zullen misschien enkele lezers zijn, die zich afvragen, of het probleem ‘Spanje en de Democratie’ wel de moeite van het bespreken waard is. Zij zien de zaken als zeer eenvoudig. De strijd tussen de wettige Regering van de Republiek en de opstandige generaals - gesteund door het buitenlandse fascisme - is voor hen een worsteling om het behoud van de vrijheid, en daarmee geloven zij, dat alles is gezegd. Wat mij betreft - ik geloof óók, dat de democratische staatsvorm in laatste instantie de inzet is van de oorlog. Doch daarmee is voor mij niet bewezen, dat de zaak eenvoudig is. Want wij zien om ons heen, dat talloze landgenoten, die in Nederland het fascisme verafschuwen, tegenover de Spaanse oorlog zeer onzeker staan - of erger. Dat feit is niet weg te redeneren, met het uitspreken van enkele leuzen, want tegenover de ene leuze kan een andere worden gesteld. Ook de verwijzing naar Franco's gruwelen is niet voldoende, want wanneer wij zeggen ‘Guernica’ of ‘Badajoz’, noemt men van de andere zijde de brand van sommige kerken en de geweldenarij, die in de eerste dagen van de opstand gepleegd is aan bepaalde priesters. Het vraagstuk zit dieper. Natuurlijk vergeten wij niet, hoe schandelijk partijdig een gedeelte van onze pers, ook hier weer, is geweest. Maar zelfs de ondoordachte en dikwijls onwaarachtige berichtgeving van zekere kranten is geen voldoende verklaring voor de aarzelende houding van vele oprechte Nederlandse democraten tegenover de strijdende Spaanse geestverwanten, tegenover het wettige Spaanse gezag. In elk geval is het onze plicht, de feiten duidelijk en eerlijk | |
[pagina 6]
| |
te stellen, de perspectieven zo zuiver mogelijk te belichten en de gegeven toestand met strikte waarheidsliefde te ontleden. Tegenover de fascistische sensatie willen wij geen andere sensatie uitbrengen; wij willen niet trachten, onze tegenstanders te overschreeuwen - wij moeten de weifelaars trachten te overtuigen. Daarom stellen wij hier de vraag aan de orde: Spanje en de Democratie. Dat betekent: wat heeft de Spaanse oorlog te zeggen aan hen, die de democratie beschouwen als ‘een beginsel, dat hun houding bepaalt op alle terreinen van het openbare leven’, gelijk het nieuwe Beginselprogram der S.D.A.P. het uitdrukt. Dat gelegenheidsdemocraten het met mijn betoog niet altijd eens zullen zijn, staat daarbij vast. *** Wanneer wij willen weten, hoe het ergens met de democratie gesteld is, vragen wij meestal: hoe staat het er met de grondrechten en met het algemeen kiesrecht?; bestaat er vrijheid van drukpers, vereniging en vergadering, van godsdienst en van wetenschap?; wordt er het recht van oppositie erkend?; is de rechtszekerheid er verzekerd?; mag men er ongehinderd werken aan de politieke meningsvorming door een vrij partijwezen? Het spreekt van zelf, dat men er thans in Spanje met dergelijke vragen niet meer komt. Althans formeel niet. Er verschijnen in de Republiek evenmin rechtse bladen, als linkse onder Franco. De kerken zijn door de Regering van Madrid destijds gesloten, en eerst langzamerhand beginnen ze weer open te gaan. En er hebben ons klachten bereikt over willekeurig ingrijpen van politie en justitie in de trouw gebleven gewesten. Dat alles is ernstig, maar niet beslissend. Want wie de geschiedenis kent, weet, dat een land in staat van beleg niet met normale maat te meten is. Iedere burgeroorlog | |
[pagina 7]
| |
heeft een tijdelijke ontwrichting van het openbare leven ten gevolge, en overal zijn vissers in troebel water. Oorlogstijd is abnormale tijd. Wie een oorlog voert, mag maar één doel voor ogen hebben: de overwinning te behalen. Daarbij kan men geen verkiezings-campagnes gebruiken, die het strijdfront doorbreken en de hartstochten op andere doeleinden richten dan op het verslaan van den vijand. Daarbij is het Don Quichotterie, om ‘vrijheid’ te geven aan de krachten, die de staat bedreigen. De democratie kan zich in vredestijd zeer veel permitteren - zelfs het bestaan van anti-democratische partijen. Maar enkel regime met levenskracht heeft het recht, zelfmoord te begaan. En toen de democratische Regering van Spanje het onloochenbare feit constateerde, dat er in bepaalde kerken samenzweringen tegen de Republiek werden voorbereid, kon en mocht zij niet anders doen, dan deze kerken sluiten. Zij heeft daarmee bovendien een herhaling voorkomen van de vroegere beeldenstormen. De kerken zijn gesloten, zeker. Maar wij moeten ons hier steeds twee vragen stellen. Ten eerste: met welke bedoelingen beperkt de Regering de godsdienstvrijheid - is dit voor haar iets voorlopigs, of een aanloop tot iets blijvends? En, ten tweede: wie heeft de noodtoestand geschapen, die dit nodig maakte? Er is, geloof ik, geen rechtschapen mens, die in ernst kan volhouden, dat de sluiting der kerken in de gedachtengang van de Regering een begin van godsdienstvervolging zou zijn. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is er zelfs niemand in Spanje, die haar in die richting dringt. In tegendeel: zodra zij er politieke mogelijkheid toe zag, heeft zij het opdragen van de Mis weer toegestaan, zij het in beperkte kring. En deze beperking is uitdrukkelijk teruggevoerd op de gegeven situatie van de staat van beleg, met afwijzing | |
[pagina 8]
| |
van iedere anti-godsdienstige of zelfs maar anticlericale overweging. *** Moeilijker te beantwoorden is de tweede vraag. Het spreekt vanzelf, dat beide partijen elkaar de verantwoordelijkheid in de schoenen schuiven voor het ontketenen van de hel, die over Spanje is losgebroken. Zo ergens, dan moeten wij hier er voor oppassen, leuze te stellen tegenover leuze. Hier vooral moet het objectieve, historische feiten-materiaal spreken. Maar het spreekt duidelijk genoeg! Niemand kan de huidige Spaanse strijd begrijpen, die niet de geschiedenis van land en volk kent. Eeuwen en eeuwenlang is de grote massa van het Spaanse volk onmondig geweest, uitgebuit tot op het gebeente, onderdrukt door landadel en hoge geestelijkheid. Misschien nergens in Europa heeft het feodalisme zó lang en zó hardvochtig geheerst. Hier de lemen hutten, de rotsholen van de landarbeiders - daar de paleizen en kloosters met hun sombere overdaad. Wie gelooft, dat zulk een vernedering op den duur verdragen wordt, kent het menselijk geslacht niet en hij kent de historie niet. Natuurlijk barst hier vroeg of laat de bom. En hoe later die springt, hoe gevaarlijker! Wie aan de levende volkskrachten vroegtijdig een ontplooiingsmogelijkheid geeft, die zal de vrijheidsbeweging zien verlopen in een bedding van geleidelijkheid en wettigheid. Maar een heersende klasse, die haar macht tracht te bevestigen door willekeur en domperij, die haar kracht zoekt in de onwetendheid en de slavernij van de massa - zulk een heersende klasse speelt een zéér gevaarlijk spel! En toch leek het, alsof Spanje de weg van de democratie zou gaan volgen. Bij de beroemde verkiezingen van 12 April 1931, viel de door en door verrotte monarchie ineen. De | |
[pagina 9]
| |
weg was vrij voor een verdere ontwikkeling. De sociale onttroning van de grootgrondbezitters-klasse kon beginnen. Eindelijk was de tijd rijp voor een aantal hervormingen, die trouwens in de rest van Europa al lang verwezenlijkt zijn. Op dat ogenblik moest de Spaanse democratie bewijzen wat ze waard was. In enkele jaren tijds moest een achterstand van eeuwen worden ingehaald en moest een eeuwenoud verleden van luiheid, traditionnalisme en achterlijkheid worden geliquideerd. Men moest de vijandschap van heel het Middeleeuwse Spanje ontwapenen of schaakmat zetten, en tegelijk moest men de burgerlijke Revolutie organiseren. Als de bouwers van de tempel te Jeruzalem moest men werken met het zwaard in de rechter- en de troffel in de linkerhand. Die krachtproef is mislukt. Een Regering onder sociaal-democratische leiding gaf aannemelijke oplossingen voor de drie grote vraagstukken van de dag: de agrarische kwestie, de hervorming van Spanje tot een federale Republiek, en tenslotte: de scheiding van Staat en Kerk. Maar deze oplossingen konden niet worden doorgezet; ze waren te nieuw, om in één slag hetvolksvertrouwentewinnen. En toen het eerste, breed opgezette, historisch verantwoorde offensief was doodgelopen, brak er in Spanje een tijdperk van onzekerheid aan. De constructieve linkerzijde, waarin de tegenwoordige President Azana steeds meer de bindende figuur werd, bezat geen parlementaire meerderheid, en werd teruggedrongen in een oppositie, waar ze politiek gedoemd was te beschimmelen. Het Centrum beschikte over te weinig betrouwbare mensen - compromitteerde zichzelf, en (wat erger was) ook de Republiek door allerlei schandalen. En onderwijl organiseerde de contra-revolutionnaire (politiek revolutionnaire!) rechterzijde straffeloos haar troepen. Het Centrum regeerde. Maar het was geen tijd voor | |
[pagina 10]
| |
deze transigerende politicasters. Het was een tijd voor krachtige leiding, en de mensen van het type-Lerroux gaven deze leiding niet, konden die ook niet geven. Links, op dood spoor gerangeerd, werd zenuwachtig en had zijn mensen niet meer in de hand. Rechts provoceerde op straat bijna straffeloos. De atmosfeer voor een burgeroorlog was geschapen. Laten wij nu de rekening opmaken. Fouten van de politieke formaties, die later het Volksfront zouden vormen? Stellig! Onmacht van het Centrum? Ja, dat vooral! En tenslotte: een rechterzijde, die steeds klaarblijkelijker afglijdt naar het fascisme - een rechterzijde, die sociaal, politiek en cultureel niets anders te bieden heeft dan nieuwe verslaving en achterlijkheid. Maar een rechterzijde, die gereed is voor de strijd. Terecht schrijft Dr J. Brouwer als eerste zinnen van zijn boekje, De Spaanse Burgeroorlog: ‘De burgeroorlog van heden is sinds vijf jaar bijna dag aan dag aangekondigd door de rechtse partijen. Reeds in de eerste vergaderingen van de Wetgevende Cortes is daarmede gedreigd’Ga naar voetnoot1). *** Tot zover de kwestie der oorzaken. Doch ook het onmiddellijke voorspel is van belang. Natuurlijk zou men kunnen zeggen, dat het er weinig toe doet, wie tenslotte de eerste klap gegeven heeft. En inderdaad heeft het op mij nooit veel indruk gemaakt, te weten, dat de politieke moord op den monarchistischen leider Calvo Sotelo een antwoord was op een andere gewelddaad: de vermoording van luitenant Castillo door fascistische bandieten. Iets anders is echter wél belangrijk. Wanneer men vraagt, waar de wil tot burgeroorlog bestaan heeft, is de schuld der rechterzijde duidelijk. Bij de linksen is nervositeit in | |
[pagina 11]
| |
het spel geweest, politieke onervarenheid; tradities van anarchistische ‘directe actie’ hebben meegeholpen, om de atmosfeer ondragelijk te maken. Alles toegegeven. Maar de gewapende opstand met voorbedachten rade - die is alleen te zoeken bij de reactionnairen en fascisten. Ik weet wel, dat men iets anders heeft geïnsinueerd. Men heeft gefluisterd van een communistische machtsgreep, die in voorbereiding zou zijn. Lezer, dat is, in rond Hollands gezegd: larie! Ieder kent de invloed van de Sowjet-Unie op de communistische partijen in de wereld, en dat Rusland op dat ogenblik alles liever wilde dan burgeroorlog in Spanje, staat evenzeer vast. Nog afgezien van de uitermate geringe invloed van de communisten op dat ogenblik. Goed, heeft men gezegd, dan geen communistische opstand, maar een syndicalistische. Stellig is het bestaan van een anarchistische vakbeweging geen element van rust in de staat. (Trouwens: wie de vakbeweging vervolgt kwéékt anarchisten!) Maar dat ook van die kant, in de zomer van 1936, een georganiseerde rebellie te verwachten was, is nergens bewezen. Er was onrust en bedreiging, er was een verpeste atmosfeer van kleine straatgevechten, zoals ook Duitsland die gekend heeft. Er was een te zwakke Centrum-overheid .... Maar nog eens: de landelijk georganiseerde opstand is alleen en uitsluitend ontketend door rechts. Rechts, en rechts alléén, heeft de burgeroorlog stelselmatig voorbereid, de trouw van het leger ondermijnd, de politie en marechaussée gecorrumpeerd, een duivelsplan gemaakt en uitgevoerd. Men kan terecht beweren, dat de toestanden in Spanje omstreeks Juni 1936 niet ideaal waren. Maar dat die weinig ideale toestanden tenslotte zijn uitgemond in hun allerverschrikkelijkste consequentie, de burgeroorlog - dát komt volledig voor rekening van de fascistische generaals. | |
[pagina 12]
| |
De Spaanse reactionnairen waren ontevreden - dat was hun recht. Maar zij hebben geen enkele poging gedaan, om de tegenstellingen loyaal te overbruggen, en mede te werken aan de consolidatie van een nieuw, groeiend Spanje. Zij zijn de opstand begonnen zonder de redelijke kans te hebben, dat een snel, beslissend succes, gegrondvest op gerechtvaardigde populariteit, hun onderneming verantwoord zou maken. En er strijden te veel on-christelijken aan hun zijde - te veel gelovigen bij de Republiek - dan dat zij erin kunnen slagen, aan hun overval het karakter van een kruistocht te geven. De katholieke politieke moraal, eens geformuleerd door den Heiligen Thomas van Aquino, veroordeelt hen en hun ‘staatszucht’. En tenslotte: deze fascistische generaals - alweder: zij en zij alléén - waren het, die in de binnenlandse troebelen den vreemdeling betrokken, ja, de leiding van hun staatsgreep practisch in handen legden van Duitsland en Italië. De Duits-Italiaanse interventie in Spanje, reeds vóór 17 Juli, staat historisch vast. De nationaal-socialistische cellen in de verschillende Spaanse steden hebben technische voorlichting verleend, en, van het eerste ogenblik van de muiterij af, hebben Italiaanse vliegtuigen in het rebellenleger dienst gedaan. De sluipende internationale van het fascisme heeft haar werk in Spanje volbracht! *** Wat het verleden betreft kan onze slotsom daarom aldus luiden: na eeuwenlange, ongehoorde verslaving, is Spanje eindelijk gekomen tot de democratie - deze democratie was jong en onervaren, stond voor onmetelijke problemen, te midden van talloze vijanden - deze democratie is niet weerbaar en constructief genoeg geweest, en heeft een gevoel van onzekerheid in het land niet kunnen voorkomen - toen hebben de machten van het zwartste verleden, geholpen door buitenlanders, van de onzekerheid geprofi- | |
[pagina 13]
| |
teerd, en de tijgersprong op hun eigen volk gedaan. Laten wij dan thans naar de toekomst kijken, en ons afvragen, welke ontwikkeling van de Spaanse gebeurtenissen wij verwachten kunnen. Als Franco wint, is de zaak duidelijk genoeg. Dan zal men een tijdlang sociaal-revolutionnair jargon spreken over ‘volksgemeenschap’ en ‘anti-kapitalisme’. Duizenden goedwillenden in en buiten Spanje zullen ervan onder de indruk komen, en zeggen, dat Franco geen reactionnair is. Die periode zal duren tot een ‘30e Juni’. En daarna? ..... Daarna wordt Spanje opnieuw gebracht onder het juk van de grootgrondbezitters, de wereldlijke en de kloosterheren; dan zullen de vakverenigingen worden ontbonden en de scholen gesloten; dan zullen de kerken geopend zijn, maar de priesters zullen er moeten prediken zoals de wereldlijke groten het van hen verlangen; dan zal het leger weer worden uitgebreid ..... vooral het aantal generaals en andere hoofdofficieren; dan wordt het volk weer de lijfeigene en de cultuur een prostituée. Kortom, dan zal ook in Spanje het gewone, helaas nu zo bekende beeld verschijnen van de fascistische partij- en politiestaat. Met dit verschil, dat het ditmaal niet eens een nationale dwangstaat zal wezen, maar een Duits-Italiaans wingewest, dat economisch en internationaal-politiek zal moeten prijzen wat de hoge heren van Berlijn en Rome wensen te wijzen. En dan zal de Franse Republiek ook in het Zuid-Westen grenzen aan Duitsland en Italië. *** Ik geloof oprecht, dat er niemand in Nederland is, die een dergelijk perspectief kan wensen, zonder verraad te plegen aan de zedelijke beginselen, waarop onze staat is gebouwd. Ook in de kerkelijke volksdelen bestaat er geen aanleiding, verlangend uit te zien naar een zegepraal van Hitler, Mussolini en Franco. De christelijke idealen zijn | |
[pagina 14]
| |
met de fascistische doelstellingen volkomen onverenigbaar. Hoe reeds thans de positie der weinige Spaanse protestanten in de rebellen-provincies geworden is, werd reeds meermalen in de pers gepubliceerd. Wij van onze kant verbazen ons over die fascistische ‘ketter’-jacht geen ogenblik. Protestant-zijn betekent in Spanje immers: anders zijn dan de anderen, zelfstandigheid tonen, een principiële minderheid vormen. Maar is er iets meer strijdig met het beginsel van een totalitair regime, dan juist een dergelijk gevolg geven aan de roepstem van het persoonlijke geweten? Neen, de strijd van Franco tegen de Hervorming, de wederinstelling van een Inquisitie - dát verwondert ons geen ogenblik. Wonderlijker schijnt het ons echter, dat sommige protestanten in Nederland, die beweren, het geestelijk nageslacht der Geuzen te zijn - die zelfs met zoveel graagte een Geuzenlied zingen - thans in letterlijke en in symbolische zin de partij hebben gekozen van den hertog van Alva! ..... Doch hoe staat het met de Katholieken? Hoe zonderling het in den beginne ook klinken moge, wij beweren, dat zelfs de Katholieken geen afdoende reden hebben, om hun zaak te verbinden met die van het internationale fascisme in Spanje. Zeker, de processies trekken door de straten der op de Regering veroverde steden. Maar - tot welke prijs? Is er wel één waarlijk levende, strijdbare, profetische geestelijke beweging, die zich verbeelden kan, zich vrij en eerlijk te kunnen uitleven en vernieuwen onder een totalitair bewind, van welke uiterlijke religieuse kleur dan ook? Ik heb foto's gezien van katholieke geestelijken (o.a. de bisschop van Malaga), die de Romeinse groet brachten. Welnu - ik meen, dat dergelijke vertoningen voor het zedelijk prestige, voor de uitstralingskracht van de Kerk oneindig gevaarlijker zijn dan welke boetedoening, | |
[pagina 15]
| |
ja, dan welke vervolging ook. Ik meen, dat het Christendom niets te winnen heeft bij een katholiek absolutisme in politieke zin. En ik meen ook, dat het voorbeeld van Italië ons hier iets te zeggen heeft. Wie heerst op het ogenblik in Rome, de Eeuwige Stad? De onsterfelijke Stedehouder Gods op aarde, of een politiek avonturier? Paus of dictator? Laat men in Roomse kring toch goed bedenken, welk een vernederingen thans, in stijgende mate, over het hoofd van Zijne Heiligheid worden uitgestort! Niets is ontstellender, dan te lezen wat een katholiek schrijver, Emmanuel Mounier, in een Frans katholiek tijdschrift, het November-nummer van Esprit, hier over geschreven heeft: ‘Wij weten, dat godsdienstigen van alle naties in de Stad van het Katholicisme geen onafhankelijk tijdschrift ontvangen kunnen, geen vrije brief, zonder gevaar te lopen, te worden bespionneerd en uitgebracht door de politie van Mussolini. Wij weten, dat katholieken, van wege hun staatkundige houding, zich de toegang tot het Italiaanse grondgebied zien ontzegd, en zich niet als de nederigste van de gelovigen, kunnen begeven naar den Opvolger van Sint Pieter, om met Hem te spreken over Zijn volk. Gister nog deelden de dagbladen ons mede, dat in de Stad zelve, waar de Paus bisschop is, te Rome, de encyclieken worden verminkt of doodgezwegen; dat de Osservatore Romano (het pauselijk orgaan) zijn drukkerij heeft moeten verplaatsen, om niet te worden verboden; dat deze laatste maatregel, deze zelfde maand, de fascistische agenten niet heeft verhinderd, het blad uit de kiosken weg te halen vóórdat de katholieken van Rome er de plechtige en herhaalde veroordeling in zouden kunnen lezen van de totalitaire regimes, die de Staat vergoddelijken’ .... enz. Fascisme betekent - niet toevallig, maar door zijn wezen zelf - ‘cultuurstrijd’, strijd tegen ieder vernieuwend, humanistisch, waarachtig-Christelijk element in de religie. Het zou te wensen zijn, dat dit beseft werd door hen, die zich blind staren op tijdelijke uitspattingen en onregelmatigheden aan de Republikeinse kant enerzijds, en op het uiterlijk eerbetoon aan Rome door Franco anderzijds! | |
[pagina 16]
| |
Zowel in de Republiek als onder Franco zal de Kerk opofferingen moeten doen. Doch terwijl de generaals haar verwereldlijking zullen bevorderen ten koste van haar christelijke prediking, zal de Democratie haar (misschien hardhandig) terugwerpen op haar eigenlijke taak: die van de zielszorg. Een overwinning van de opstandige generaals kan en mag voor niemand een wenselijke oplossing zijn. Dat men in den beginne geaarzeld heeft, is vergefelijk. Doch dat men thans nóg weifelt, begint bedenkelijk te worden. Zeker, bepaalde extremistische groepen in het Regeringsgebied hebben de rebellie beantwoord met een woeste aanval op de kerken. Enige dagen lang heeft er beeldenstorm gewoed - evenals onze eigen Nederlandse vrijheidsgeschiedenis die gekend heeft. Enige dagen lang hebben er anti-clericale excessen plaats gehad, die trouwens in de Spaanse historie al onder meerdere Regeringen zijn uitgebroken. Maar het verschil tussen de ‘gruwelen der roden’ en die der Witten moet daarbij toch duidelijk zijn. Hier de wanhopige waanzin van volksmassa's, die zich door het leger verraden voelen, maar die door overheid en politieke groeperingen voortdurend worden aangezet tot matiging en tucht. Dáár echter, aan de Franco-kant, een stelselmatige vernielzucht, georganiseerd en uitgevoerd door verantwoordelijke leiders, waarvan er één (Queipo de Llano) uitspreekt, dat hij desnoods de meerderheid des volks zou willen uitroeien, om zíjn politiek te laten triomferen ..... *** Wie voor Franco kiest, weet met zekerheid wat hij krijgt: clericaal fascisme. En daarom komt Franco voor democraten eenvoudig niet in aanmerking. Noch voor Europa noch voor Spanje zelf is er iets ergers te bedenken, dan een overwinning van de Franco-Hitler-Mussolini-partij, van | |
[pagina 17]
| |
welke kant men de zaak ook bekijkt: van de politieke, de sociale, de culturele of zelfs de godsdienstige kant. Doch wat is verder van een overwinning der Regering te verwachten? Het zou kinderachtig zijn, te antwoorden: een paradijs op aarde. Ondoordacht, blind optimisme schaadt een goede zaak, en alleen de waarheid zal ons vrij maken. Laat ons daarom terstond zeggen, dat een zegepraal van de Regeringstroepen een periode van zeer grote moeilijkheden zal openen. De tijd van Spanje's herbouw zal dan moeten beginnen, op ieder gebied: sociaal, economisch en geestelijk, politiek en cultureel. Voortdurend zullen de tegenstellingen de constructieve arbeid bedreigen met terugval en instorting. Aan de spankracht en het idealisme van de Spaanse jeugd zullen enorme eisen worden gesteld, en niemand kan zeggen, of het werk binnen afzienbare tijd slagen zal. Is dat geen verheugend perspectief? Waarde aanwezigen - verheugend of niet: dit perspectief is het enige. Hier ligt de enige werkelijke toekomstmogelijkheid. Een zegepraal van de Regering zal de inzet zijn van een jarenlange gistingstijd. Men kan daar voor terugschrikken en de moed verliezen. Doch met dergelijke reacties lost men geen historische problemen op. Toen de dóór en dóór verrotte monarchie van den triesten Alphonso XIV ineen zeeg - bezat één procent van de plattelandsbevolking 51½% van de grond, terwijl 65% het niet verder bracht dan tot 2.2%. Toen kende meer dan 90% van de plattelandsmeisjes het alphabet niet. Toen was letterlijk alles verwaarloosd, wat een corrupt regime maar verwaarlozen kan. Thans is de economische opbouw des lands onvermijdelijk geworden. Zelfs Franco zou zich niet aan zeer diepgaande hervormingen kunnen onttrekken. De vraag is slechts: wie zal van die maatregelen profiteren? De opstandelingen antwoorden: adel, | |
[pagina 18]
| |
kapitalisten, militaire kaste, Hitler's en Mussolini's autarkie. De groepen, die achter de Regering staan, zeggen: het Spaanse werkende volk. Is dat een vage doelstelling, waarover nog veel inkt en misschien ook bloed zal moeten vloeien, voor ze verwezenlijkt is? Wij ontkennen het niet. Maar onder de vlag van déze doelstelling vechten thans de milicianos, en, ik herhaal het: slechts dit perspectief, hoe nevelig het thans ook lijkt, biedt toekomstmogelijkheid. De sociale machten van het verleden spelen in Spanje hun laatste troef uit. Zij zagen, dat zij door het Algemeen Kiesrecht, zuiver wettig en wettelijk, uit hun bevoorrechte kaste- en klasse-privileges werden gelicht. En, omdat zij in geen geval bereid waren, hun verlies democratisch te nemen, hebben zij het parlementaire terrein verlaten en naar de wapenen gegrepen. Misschien hebben zij tijdelijk militair succes, doch iedere rebellen-overwinning betekent slechts: uitstel van executie. Thans, nu het volk de democratie geroken heeft, nu het in geregelde slagorde tegenover het feodalisme heeft gestaan - nu is de betovering voor goed gebroken. Nu is het morele prestige van de Alva's en van de bankiers als Juan March voor goed weg. Het volk heeft eindelijk iets meegekregen van onderwijs en ontwikkeling, en (zoals onze grote vriend Ignazio Silone het uitdrukte): ‘sinds iedereen deel heeft aan ontwikkeling en opvoeding, wil niemand meer honger hebben.’ Het rijk van Franco is uit, nog voordat het beginnen kan. Het is door de historische ontwikkeling achterhaald ...... al kan zijn doodsstrijd jaren duren. Betekent dit een sociale Revolutie? In zeker opzicht, ja! Een sociale ontwikkeling, die geen dictator tegenhouden kan, is thans immers geforceerd, en zal zich thans stormachtiger voltrekken dan anders wellicht was geschied. Nu de rechterzijde de burgeroorlog begonnen is, heeft zij zich als normale beinvloedingsfactor uitgeschakeld. Nu samen- | |
[pagina 19]
| |
werking op de grondslag van een rechtsstaat onder het bulderen der kanonnen onmogelijk geworden is, zal de linkerzijde alléén de toekomst van Spanje moeten maken, zonder tegenwicht van rechts. Toen de reactie haar gewapende opstand voorbereidde, trok zij zich terug uit de zedelijke gemeenschap van de vaderlandse democratie, en tekende zij daardoor haar eigen politieke doodvonnis op langer of korter termijn. De Spaanse grootgrondbezitters wisten, dat er voor hen en voor hun régime, voor hun groeps-voorrechten en hun arbeidsloze Luilekkerland geen toekomst meer was, wanneer zij ‘fair play’ bleven spelen. Maar het enige wat zij op den duur met hun muiterij bereiken, is: dat zij de reeds zo afgronds-diepe tegenstellingen nóg tragischer maken, en dat zij iedere evolutionnaire beweging dwingen, een duidelijker sociaal-revolutionnair karakter aan te nemen. Om een concreet voorbeeld te geven: de ‘grandes’ behoeven er nu waarlijk niet meer op te rekenen, dat zij zullen onteigend worden met schadevergoeding! Het land, waarop zij eeuwenlang een volk van slaven lieten ploeteren, wordt nù onder de werkers verdeeld; degenen, die de hand tegen wet en democratie verheven hebben, moeten thàns gedogen, dat hun uitbuiterseigendom wordt geconfiskeerd. De opstand van Juli 1936 heeft een nieuwe ‘Barthelomeusnacht van het eigendom’ vervroegd. Wie kaatst moet de bal verwachten! *** Deze toestand vervult vele democraten met zorg. Zij vragen zich af, of de huidige oorlog niet moet ontaarden in een worsteling tussen fascisme en communisme, dus tussen twee wereldbeschouwingen, die in politiek opzicht gelijkelijk dictatoriaal zijn. Inderdaad hééft de opstand der generaals winst gebracht | |
[pagina 20]
| |
aan de Spaanse communistische Partij. Inderdaad heeft de groei of de brutaliteit van het ene extremisme onvermijdelijk een politiek fortuin van het tegenovergestelde extremisme ten gevolge. Vandaag bezetten de communisten nog 16 zetels in het Spaanse Parlement van 475 leden: bij nieuwe verkiezingen zullen het er stellig meer zijn. Hoe is die stijging van de communistische invloed te verklaren? Ik meen, dat hier twee belangrijke oorzaken moeten worden genoemd: allereerst de actieve steun van Sowjet-Rusland aan de Republiek, en verder de strenge oorlogsdiscipline die door de Spaanse communistische Partij gepredikt is. De Westerse democratieën hebben Spanje in de steek gelaten: de conservatieve Engelse, zowel als de Franse Volksfront-Regering. Zij hebben de krachtdadige, uitgebreide en onophoudelijke inmenging van het Duitse en Italiaanse fascisme niet weten te stuiten. De Sowjet-Unie, daarentegen, heeft van haar kant aan de Spaanse Republiek hulp en bijstand geboden. Het spreekt vanzelf, dat deze tegenstelling zeer sterk in het Spaanse volksbewustzijn leeft, en dat het aanzien van de communisten hierdoor groeit. Welke consequenties moeten wij, democraten, hier thans uit trekken? Ik meen, dat de zogenaamde ‘niet-inmengings’-politiek twee kenmerkende eigenschappen had: ze was de slechtst denkbare, maar tevens ..... de enig mogelijke. Hoe meer wij de werkelijke gegeven toestand van Juli 1936 bekijken, hoe meer wij tot deze slotsom komen. Gezien de internationale verhoudingen van het ogenblik - gezien de klaarblijkelijke oorlogswil van de fascistische staten - gezien ook de even klaarblijkelijke onwil van het conservatieve Engeland, om zich aan een Frans-Spaanse Volksfront- | |
[pagina 21]
| |
politiek te binden - gezien tenslotte de nog zeer zwakke binnenlandse positie van de Regering-Blum - gezien dit alles kom ik steeds weer tot de overtuiging, dat onze Franse vrienden geen andere weg gaan kónden, dan die ze ook inderdaad gegaan zíjn. Maar deze weg was wel een weg der smarten en der voortdurende vernedering. Een weg van nederlaag en capitulatie. Een weg van schijnbare onverschilligheid, zwakheid en beginsel-verzaking. Een weg echter (en dat is van belang!), waarop ook Rusland zich heeft laten dringen. Oók Litwinof heeft het non-interventieverdrag ondertekend, en óók het Rode Leger heeft zich van officiële steun aan Madrid onthouden. Er is geen enkele reden, om dat aan de Sowjet-Unie te verwijten, doch een feit blijft, dat ook zij in de internationale politiek geen ijzer met handen breken kon. De Sowjet-Unie vermocht echter wél iets anders, iets dat voor Frankrijk en Engeland onmogelijk was. De Sowjet-Unie kon wapens en vliegtuigen leveren aan de Regering, en zij heeft dat ook gedaan. Als staat met slechts één Partij behoefde zij met geen enkele binnenlandse oppositie rekening te houden. En, door haar bizondere ligging in de wereld, haar bizondere sociaal-economische karakter, kan zij zich dingen veroorloven, die niemand anders zich permitteren kàn. Of er tegen haar een Anti-Comintern-verdrag meer of minder gesloten wordt, kan haar betrekkelijk koud laten. Dat is nu eenmaal het voordeel van vijanden te hebben: men behoeft minder voorzichtig te zijn met zich vijanden te maken! ..... Zo staan de Westerse democratieën in zake Spanje dus achter bij Rusland. Niet omdat ze laffer of besluitelozer zouden zijn, maar omdat hun positie in de wereld nu eenmaal een andere is. Zo kon Rusland zijn handtekening onder het Niet-Inmengings-pact goedmaken door zendingen van materiaal en adviseurs ..... hetgeen de Fransen wel | |
[pagina 22]
| |
heilig moesten oppassen te doen. Maar zo behoeven wij onze politiek tegenover Spanje toch niet te gevoelen als een falen van de democratie. Tenminste ...... Tenminste wanneer de democraten persoonlijk en de democratische organisaties collectief wél doen wat de democratische staten moesten nalaten. De democratie kan en moet haar verzwakte prestige in Spanje versterken, door het bieden van zoveel mogelijk individuele en georganiseerde hulp. En ook de Nederlandse democraten hebben de zware plicht, er althans het hunne toe bij te dragen, dat de Spaanse kinderen niet ten onder gaan, dat geen hongersnood de fascisten tot de overwinning brengt, dat geen gewonden uit het leger der wettige democratische Regering langer lijden, of sterven door gebrek aan hygiënisch materiaal en verplegingspersoneel. Non-interventie? Wij zien geen andere mogelijkheid. Maar dan ook: hulp aan Spanje! In het belang van de democratie! *** Doch wij noemden nog een andere factor, die de communistische invloed in Spanje had versterkt: de geest van oorlogsdiscipline, die dikwijls van de Spaanse communisten is uitgegaan. Men moet bekend zijn met het Spaanse volkskarakter en met de Spaanse geschiedenis, om dit element naar waarde te kunnen schatten. Spanje is één der zeer weinige landen, waar het anarchisme en anarcho-syndicalisme een massale traditie heeft gehad en behouden. Individualisme, recht op eigen persoonlijkheid, plicht tot het zelfstandig nemen van beslissingen: dat zijn grondtrekken van den ‘linksen’ Spanjaard. Niets is verder van mij, dan hierover lichtvaardig of geringschattend te willen oordelen. Doch wél is het duidelijk, dat in een staat van beleg, een oorlogstoestand, zulke gevoelens van persoonlijke eigenwaarde ontbindend kunnen werken. Niets was in de eerste weken van de fascistische opstand gevaarlijker, dan de chaotische | |
[pagina 23]
| |
organisatie van de landsverdediging. Elke Partij, elke groep, elke Vakbond matigde zich schier het recht aan, op eigen gelegenheid milicianos te werven en in het gevecht te leiden. Vrienden, er zijn in de wereld weinig heerlijker dingen dan de schoonheid en de liefde. Maar wat denken wij van iemand, die te laat komt om een grote ontploffing te voorkomen, alleen wijl hij eerst zijn vrouw vaarwel moest kussen? En wat denken wij van een dichter, die zijn huis laat afbranden en zijn gezin omkomen, wijl hij op dat ogenblik zo nodig een gedicht moest schrijven? Zo zìjn er ook ogenblikken, dat onderwerping moet gaan boven individuele vrijheid, en heel wat Spaanse libertairen hebben dit in den beginne niet voldoende begrepen. Zij hebben hun particuliere idealen willen verwezenlijken, vóórdat de gemeenschappelijke staatsvijand was neergeslagen. In die omstandigheden vond de communistische Partij goed werk te doen. Gewend aan autoritaire organisatievormen als ze is, wist ze zich wel te schikken. En, omdat zij de blikken gericht houdt op een totalitaire staat als Sowjet-Rusland, was zij met de gezags-idee vertrouwd. Zo heeft zij, juist door haar minst democratische eigenschappen, aan de zaak der Spaanse democratische orde grote diensten bewezen. En dat is aan haar invloed ten goede gekomen. *** Maar betekent dit alles een ontkenning van ieder communistisch gevaar in Spanje? Wie dat uit mijn woorden zou willen afleiden, miskent onze bedoeling. In tegendeel: er is in Spanje wel degelijk een communistisch gevaar. Alleen: het is niet zozeer een gevaar voor vandaag als wel een gevaar voor morgen, voor de tijd, dat Franco verslagen zal zijn, en de nieuwe opbouw moet beginnen. Dan, immers, staat het Spaanse volk voor de keuze: democratie of communistische partij-dictatuur. Ook in dit opzicht doen wij er niemand een dienst mee, | |
[pagina 24]
| |
de zaken anders voor te stellen dan ze zijn. Eerlijk en open moeten wij uitspreken, dat het communistische gevaar zich in Spanje reeds eenmaal duidelijk aangekondigd heeft, op één der kritiekste ogenblikken. Een afvaardiging van Engelse links-socialisten is in de Republiek geweest, om een onderzoek te doen naar het lot, naar de rechtszekerheid van een aantal revolutionnaire geestverwanten. Haar rapport is ontstellend. Niet slechts heeft men leden van de Partij der Marxistische Eenheid (P.O.U.M.) gevonnisd op gronden, die beangstigend sterk naar partij-justitie rieken. Maar bovendien zijn sommige gevangenen bij hun transport zoek geraakt, en door een politieke, onwettige partij-politie opgelicht. Wat er van Andrès Nin geworden is, weet nog steeds niemand, en het is begrijpelijk, dat sommige overtuigde aanhangers van de Regering gesproken hebben over een Spaanse GepeOe, die in wording zou zijn. Wij kunnen niet genoeg herhalen, dat een ontwikkeling in deze richting - een ontwikkeling dus, in de richting van een bolsjewistische partij-politie-staat - één der noodlottigste is, die een democraat zich bij mogelijkheid maar kan denken. Hier zou de weg geopend worden voor de afschuwelijkste justitiële en politionele partij-willekeur, en op het einde van die weg staat: een Bastille. Dat er een rode vlag met sikkel en hamer op zou wapperen, doet daar niets aan af! De toekomst van de Spaanse vrijheid en gerechtigheid wordt niet slechts gemaakt aan de frontlinies. Zij moet daarnaast ook haar beslag krijgen in het achterland. Zij moet worden veroverd op het aanstormende fascisme - op de ontbindende en desorganiserende elementen - maar óók op de onverdraagzame en ‘staatszuchtige’ krachten, op partijen en groepen met totalitaire inslag. *** Wie de democratie ook in Spanje voorstaat, kan dus de | |
[pagina 25]
| |
interne gevaren zien, die de Republiek in eigen boezem bedreigen. Doch alweer: dat kan hem nooit naar Franco drijven. Want nog eens: wat bij Barcelona een fatale mogelijkheid zou kunnen worden, dat is bij Burgos en Salamanca reeds thans volledig zekere werkelijkheid. Wat uit het rechtse Spanje tot ons doordringt, is hier afdoende, en wie nog twijfelen mocht, zal door het lezen van Antonio Ruiz Vilaplana's boek, Doy Fé, voorgoed zijn overtuigd. Wat hier verteld wordt door een katholiek magistraat, die tenslotte de morele verantwoordelijkheid niet meer kon dragen van een langer dienst aan de fascistische overheid - dat is afdoende. Hiervoor past slechts één enkele term: schrikbewind. Geen schrikbewind van ‘excessen’, van tijdelijke uitspatting op ogenblikken van nerveuze spanning, maar een georganiseerde, gewilde en bedoelde terreur tegen alles wat niet gelijkgeschakeld worden kon. *** Willekeur en verdrukking, politie-heerschappij en partijzucht - ook in het Republikeinse gebied zijn ze voorgekomen. Maar nooit zó alles-overheersend als in de fascistische provinciën. En bovendien is het duidelijk genoeg voor ieder, die de ontwikkeling der Spaanse gebeurtenissen nauwkeurig en zo objectief mogelijk volgt, dat het linkse extremisme in Spanje op de terugtocht is. En dat is ook volkomen begrijpelijk. Want extremisme gedijt slechts op wanhopige of althans zéér kritieke ogenblikken. Het is een wanhoops-uiting van volkeren, die de grond onder hun voeten voelen wegzinken. Naar gelang die grond weer sterker en vaster wordt, keert ook het politieke en psychologische getij, en maakt de primitieve, onberedeneerde uiting van eigenzinnige massa-justitie plaats voor constructieve, organisatorische kracht. En daarom is iedere nederlaag van de Regering een versterking van het extremisme in Spanje. Elke gebeurtenis, die de verbitterde machtswil van de militante reactie | |
[pagina 26]
| |
opnieuw bewijst, brengt steun aan hen, die de democratie verwerpen, en de proletarische dictatuur in hun vaandel schrijven. Was niet óók, tijdens de Franse Revolutie, het afschuwelijke bloedbad der Septembermoorden een antwoord op bepaalde militaire tegenslagen? Maar ook het omgekeerde is waar. Naar mate de wettige regeerkracht zich sterker kan ontplooien, naar mate het democratische gezag méér en méér de zaak in handen krijgt – in diezelfde mate komen de gewelds-instincten tot rust, of worden zij geleid in banen van staatsautoriteit en legertucht. En daarom verbaast het ons geen ogenblik, dat de schitterende krachtproef van de republikeinse troepen bij Teruel samenvalt met een betere organisatie in het achterland. Tussen militaire aanvalskracht en politiek evenwicht bestaat een samenhang en een wisselwerking. Want niet alleen versterken de Regerings-overwinningen het staatsgezag en dus de democratie -, maar eveneens legt de democratische discipline de grondslagen voor een toekomstige triomf. De ontwikkeling beweegt zich dus in de laatste tijd steeds duidelijker in de richting van een krachtiger democratische orde. Minder en minder wordt aan politieke en vakverenigings-groepen de bedenkelijke ‘vrijheid’ gelaten, om op eigen gelegenheid, en met eigen ‘sancties’, eigen ‘recht’ te gaan zoeken. *** Maar met die vaststelling zijn wij er niet af. Wij horen van vele zijden de vrees uiten, dat de Spaanse Moskou-partij eerst na de overwinning haar rekening zal presenteren, - dat zij wel zo verstandig is, haar eventuele staatsgreep uit te stellen tot het ogenblik, dat tenminste niet de reactie ervan profiteren kan - maar dat het communistische gevaar dan ook later met des te groter hevigheid zal optreden. Wat hebben wij, Nederlandse democraten, hiervan te zeggen? | |
[pagina 27]
| |
Wij antwoorden zonder luchthartigheid, maar ook zonder paniek. Wij weten, dat de fascistische partijen overal in de wereld een onophoudelijke propaganda voor het communisme maken. Zij verklaren iedere oppositie tegen hun onhoudbare, militaristische honger-bewind tot ‘bolsjewisme’, en het is maar al te begrijpelijk, dat op die manier iedere verzetsbeweging ook inderdáád naar de communistische hoek geworpen wórdt. Mannen als Goebbels en Queipo de Llano hebben het prestige van de Komintern niet weinig versterkt, en Moskou weet dat. Evenals Moskou weet, dat het, met zijn streng gecentraliseerde organisatieapparaat, op beslissende ogenblikken belangrijke overrompelings-manoeuvres kan doen slagen. Maar men moet niet vergeten, dat het prestige van de Sowjet-Unie (en dus van het communisme) in de laatste jaren, door de reeks van monsterprocessen, zeer veel geleden heeft. De ‘mythe’ heeft van zijn glans verloren. En dan - overal waar krachten zijn, ontstaan ook tegenkrachten, en, hoe langer de zaken duren, hoe meer gelegenheid die tegenkrachten krijgen om zich te ontwikkelen. Democratische groepen mogen in snelheid van plotseling handelen bij de dictatoriale achterstaan - op de lange baan geraken zij weer in het voordeel. En nu geloven wij inderdaad, dat zulk een concentratie van de vrijheidlievende krachten in de Spaanse Republiek bezig is, zich te voltrekken. Wij hebben zoeven gesproken over de syndicalistische vakbeweging. Wij hebben gezegd, dat zij een ontbindend element betekende in een staat van beleg als de huidige. Maar, evenals het communisme vandaag voor orde en discipline werkt (en dùs voor de democratie), maar morgen een gevaar kan gaan betekenen voor die democratie - zo is het met de anarchisten omgekeerd! Vandaag zijn zij een gevaarlijke bedreiging van het Regeringsgezag, maar morgen zullen juist zíj ook de verdedigers zijn van recht | |
[pagina 28]
| |
en vrijheid tegen iedere aantasting der menselijke persoonlijkheid, en tegen iedere poging tot partij-dictatuur. Vandaag zal de democratie hen in het gareel moeten dwingen - met hulp en bijstand van de communistische partij. Maar morgen zal deze zelfde democratie een beroep kunnen doen op hun ontembare vrijheidszin, op hun strijdbaar individualisme, om de vestiging van een communistische totalitaire staat te verijdelen. Morgen zal blijken, dat het Spaanse volk in het algemeen en de Spaanse arbeiders in het bizonder te zeer zijn opgevoed in, te zeer doordrongen zijn van de libertaire idealen, dan dat zij de nek zouden buigen voor om het even wie. Maar ook ver buiten de rangen van anarchisten en syndicalisten, groeit het bewustzijn, dat discipline nooit mag leiden tot nieuwe slavernij. Wij denken aan een figuur als de volbloed democratische socialist Indalecio Prieto en aan nog zoveel anderen. Doch niemand heeft deze gedachte dieper beleefd en hartstochtelijker uitgesproken, dan de man, die als het zinnebeeld van de strijdende natie kan worden beschouwd: Manuel Azana, president van de Republiek. Met een duidelijkheid, die niets te wensen overlaat, heeft hij zich uitgesproken voor een stelsel van Algemeen Kiesrecht op de grondslag van vrije partijvorming, en hij heeft gezegd, dat ‘geen enkel bewind in in Spanje mogelijk zal zijn, als het niet tot grondslag heeft de voorwaarde die ik heb genoemd’, de voorwaarde van een duidelijke en vrije vertrouwensuitspraak van het Spaanse volk zelf. Aldus sprak Azana, nu ruim een jaar geleden, op 21 Januari 1937, in het stadhuis te Valencia. Waren dit louter woorden, die vervliegen? Wie dit beweert, miskent de eigenlijke bedoeling van de huidige Republikeinse zelfverdediging. Want waartegen het Spaanse volk in beweging gekomen is - het was juist dit: iets opgedrongen te krijgen, waarvoor men positief niet voelde. Wat Spanje wil, is | |
[pagina 29]
| |
nog niet duidelijk en (nog eens) we kunnen hier komen te staan voor verrassingen, die soms onaangenaam zullen wezen. Maar dat het Franco en zijn honderdduizenden vreemde heersers in overgrote meerderheid afwijst - dát staat onomstotelijk vast. Zelfs aanhangers van de vroegere rechtse partijen hebben loyaal hun diensten aan de Regering aangeboden, dáárom: omdat zij zélf wilden bepalen, hoe de toekomst van hun land zou worden. Zelfbeschikkingsrecht der natie - ziedaar het vaste punt, waar om heen zich heel het vrije Spanje, in al zijn politieke en sociale verscheidenheid, groepeert. Daarom heeft niemand aanleiding en heeft niemand het recht, om te twijfelen aan de waarachtigheid van Aazana's woorden, noch aan de weerklank van die woorden onder de strijders van achterland en front. Het is zeker, dat de communisten zullen proberen, om door middel van het Algemeen Kiesrecht hun invloed te vergroten. Het is waarschijnlijk, dat zij daarin vooreerst ten dele zullen slagen. Het is mogelijk, dat hieruit verwikkelingen zullen voortvloeien. Maar hun invloed zal beperkt blijven tot het democratisch en wettig geoorloofde - óf de communistische partij zal de krachten tegen zich zien opstaan, die thans Spanje verdedigen tegen het internationale fascistische leger. Hiérop zinspeelde Azana in zijn zelfde rede, toen hij zeide: Mocht het op een dag nodig blijken opnieuw te strijden tegen de dwingelandij, dan zal ik het teken tot voorwaarts-gaan geven. Tegen iedere vorm van dwingelandij, want wij voeren deze verschrikkelijke strijd, waarin zoveel van onze diepste gevoelens gekwetst worden, waarin wij innerlijk worden uiteengereten, niet tegen tyrannie en despotisme om daarna lijdelijk te berusten in een andere soort van dwingelandij. Ik ben er zeker van, dat het Spaanse volk in deze beproeving voldoende zedelijke grootheid heeft verworven, om zich niet te willen onderwerpen, noch aan de willekeur van het machinegeweer, noch aan de dwingelandij van het pistool’. Zolang in Spanje dergelijke woorden gesproken worden | |
[pagina 30]
| |
- en ze kunnen gesproken worden alléén aan de zijde van de Republiek! - heeft geen enkel bewust democratisch denkend mens het recht, om zijn oordeel over de Spaanse zaak op te schorten. Iedere aarzeling of weifeling wordt hier verraad van het beginsel! *** Is hiermee nu alles gezegd? Nog niet! Want er is aan de democratie niet slechts een politieke en staatsrechtelijke kant - er is ook de sociaal-culturele. En hier heeft de Republiek haar laatste beslissende troeven in handen. De democratie is iets anders dan alleen het behoud van de ‘grondrechten’, waarvoor de Franse Revolutie gestreden heeft. De democratie is ook en vooral een ontwikkeling naar maatschappelijke gelijkheid, d.w.z. naar gelijke maatschappelijke levenskansen voor iedereen. Wie zal deze ontwikkeling bevorderen, Burgos of Barcelona? Zal Franco eindelijk gedaan maken met de verfoeilijke kaste der grootgrondbezitters, die op het Spaanse leven drukken als een grafsteen op een begravene die leven wil? Zal Franco het volksonderwijs opbouwen, zó, dat iedere geestkracht, sluimerend in het volk, eindelijk het nationale leven zal kunnen verrijken en bevruchten? Zal Franco de werkende millioenen bevrijden van de verlammende en demoraliserende levensonzekerheid, die over hun leven is blijven hangen? Zal Franco eindelijk mensenrecht laten geworden aan hen die hongeren en dorsten - niet slechts naar stoffelijke spijs en drank, maar naar sociale gerechtigheid? .... Niemand (zelfs Prof. Grondijs niet) zal het beweren. En evenmin kan iemand ontkennen, dat de Republiek wél in deze richting koerst. Als man van de arbeiders-cultuurbeweging, als Voorzitter van ons democratische Instituut voor Arbeiders Ontwikkeling, heb ik behoefte, mijn intense bewondering uit te spreken voor het stille cultuurwerk, dat reeds thans, onder het dreunen der | |
[pagina 31]
| |
kanonnen, door de Spaanse Regering wordt gedaan. Een land dat in oorlog is, verhoogt regelmatig zijn begroting voor de volksopvoeding, breidt het scholenstelsel uit, organiserend de gezondheidszorg en herstelt wat onder de reactie afgebroken werd. Dat is geen alledaagse figuur. Dat is een wonder, een wonder van de Democratie. Opbouw tijdens de vernieling, eerbied voor de geest, terwijl de hellekrachten losgebroken schijnen - ziedaar het beeld van Vrijheid-Spanje. En daarom geloven wij in de Spaanse zaak. Wat mij persoonlijk betreft: nooit zal ik het getuigenis vergeten van den Spaansen schoolmeester op een internationaal opvoedingscongres te Parijs. Een oorlogsverminkte, een man met één arm, die kwam mededelen, hoe men - eindelijk, eindelijk! ..... - de strijd tegen het analfabetisme aangebonden had, vastbesloten, die te winnen. Een ‘cultuur-miliciano’, die geofferd had, en kwam verklaren, waarom de zaak dit offer eisen mocht. Dat was symbolisch. Het verminkte Spanje legde ons kalm en zakelijk zijn toekomstplannen voor. Analfabetisme en feodalisme zullen worden geliquideerd, wàt ook verder de politieke ontwikkeling van een en ander worden moge - ziedaar een zekerheid. Het nieuwe Spanje kan zich vergissen en kan misschien verder willen rijken, dan het practisch rijken kàn. Het is mogelijk. Maar het oude Spanje, het dode, het Middeleeuwse, dat van den zinloos dolenden ridder, die de moderne werkelijkheid miskent - dát Spanje zal de zegepraal der Republiek niet overleven. Geen democraat mag er een traan om laten. *** En thans kan mijn slotwoord kort zijn. Men heeft het recht om scherpe kritiek uit te oefenen op de zwakke centrum-Regeering, die aan het bewind was, toen de opstand der generaals uitbrak. Men heeft zelfs de plicht, daaruit de les te trekken, dat een democratie vóór alles weerbaar moet zijn, en nooit verstoring van de openbare | |
[pagina 32]
| |
orde mag verdragen. Maar nu Spanje eenmaal overvallen is, mag geen kritiek op verleden of heden onze solidariteit ondermijnen. Thans staan wij niet meer voor een situatie, die wij zelf naar onze eigen voorkeur zouden hebben uitgekozen, maar voor een historisch gegeven, dat wij van Nederland uit niet kunnen veranderen of bijvijlen. Thans zien wij, dat Duitsland en Italië zich hebben geworpen op de nationale onafhankelijkheid van een democratie in gisting. Thans gaat het om kolonisatie of vrijheid. De Spaanse zaak is de zaak der internationale democratie. Elke ertsmijn, die op de Republiek veroverd wordt, is een versterking van de fascistische autarkieën. Elke nederlaag van de fascistische muiters is een persoonlijk prestigeverlies voor alle fascistische dictatoren, wier kracht het tot dusver was, dat alles hun scheen mee te lopen. Guadalajara en Teruel zijn een directe versterking geweest van de oppositionele krachten in Duitsland en Italië. Hebben wij vertrouwen in de toekomst van de Spaanse Republiek? Om velerlei redenen, ja! Maar al zouden deze redenen tien maal zwakker zijn - geen democraat kan zijn vertrouwen elders plaatsen. Want een régime, dat probeert, de vrijheid te vermoorden, zal de onvermijdelijke en uiteindelijke triomf van het democratische beginsel niet verijdelen, doch slechts uitstellen en nog oneindig moeilijker, tragischer en bloediger maken. Wij hebben vertrouwen in de Spaanse Republiek, omdat zij in deze oorlogsmaanden tucht en orde heeft geleerd, en het eigenzinnig individualisme heeft gebreideld. Wij hebben vertrouwen in de Spaanse democratie, omdat zij bezield wordt door het hartstochtelijke verlangen naar sociale gerechtigheid, naar waarachtige broederschap-doorgelijkheid en naar een nieuwe, vrije volks-cultuur. In dat vertrouwen willen wij besluiten, met de dubbele kreet: Leve de Democratie! Leve Vrijheid-Spanje! |
|