de spiegel en streek zich een losgeslierte haarlok uit 't gezicht.
‘Hoe zou je d'r over denken, Esther, als jij eens met de nichtjes een eindje ging wandelen? Roos, roep jij Daantje en Jozef eris van zolder.’
't Kleine meisje, dat stond te fleemen bij haar tante, die haar uit 'n zakje lekkers liet snoepen, ging gedwee de kamer uit, en Esther keek vragend beurtelings de beide nichtjes aan. Die zaten stijf naast elkaar op haar stoelen, met weerzinnige, verwaten snoeten. Op haar tantes voorstel keken ze elkaar even aan en trokken dan laatdunkend met de neuzen. Ze waren ongeveer even oud, 'n jaar of veertien, vijftien, eender gekleed in opzichtige roodschotsche jurken, weidsche blauwe strikken in 't vettige kroeshaar, de sproetig-gele handjes, waarover de zilveren armringen neerhingen, afgezakt van de dunne polsjes, hielden ze in de schoot en de voeten, in schelgele, hooggehakte knooplaarsjes over mekaar gekruist.
De moeder, haar tante, voelde zich een kleur krijgen onder 't geringschattend kijken der beide nesten, maar zich dwingend tot vriendelijkheid herhaalde ze nog eens haar voorstel. En de kinderen, traag, op een wenk van haar eigen moeder, rezen op, na een lijzig ‘nou, goed dan’ van Bets, die de oudste was.
Terwijl kwamen de jongens binnen; Jozef van haast dertien; een lange jongen, die een kleur kreeg en verlegen deed tegen de dames-achtige, statige nichtjes. Maar nichtje Saar lachte dadelijk naar hem heel liefjes en tante ondervroeg hem over z'n aanstaande Bar-mitswo en hoe het stond met de parsje. De jongen antwoordde op alles beleefd en vriendelijk, maar als z'n tante hem wou kussen, werkte hij zich los, stérk-weerzinnig en haast ruw in zijn verlegenheid.
Daantje echter verborg niet zijn nijdigheid dat hij om de tante, die hem niet schelen kon en om die apen van nichten van zijn zolder was afgeroepen; hij knikte stijf, met vuurrood gezicht naar alledrie beurt-om-beurt en wou zelfs op tantes vinnig aandringen, waarbij zijn moeder immers zweeg, geen ‘handje geven’. Gebelgd wendde tante Lena zich af.
De nichtjes, nog besluiteloos en Saar meer geneigd tot thuis blijven nu aardige Jozef was binnengekomen, keken gebelgd en minachtend neer op 't stugge ventje met z'n scherp Jodenneusje en bleek-slappe wangen.
Hun kijken hinderde de moeder en om de aandacht af te leiden, vroeg ze naar hun school en hun muzieklessen. Ze gingen dadelijk weer zitten en antwoordden nuffig met genepen mondjes van ja-tante en nee-tante en van dat-het-nogal-ging.
Maar hun moeder drong ze tot grooter uitvoerigheid en daar de kinderen niet wouën praten en maar wat grinnikten en schouderschokten begon ze zélf, met radde stem geurde ze met de dure scholen, waar haar meisjes gingen en vertelde dat ze daarna naar kookschool zouën gaan - van een