Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1
(1946)–Johan Brouwer– Auteursrecht onbekend
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veertiende les
|
No me he atrevido a preguntarle | ik heb hem niet durven vragen |
In het Spaans is het gebruik van het wederkerende ww. veelvuldiger dan bij ons. Zelfs kunnen ook tal van onovergankelijke ww. reflexief worden gebruikt. Dit geeft aan de uitgedrukte handeling of toestand een zekere intensiteit of het duidt het begin van een handeling aan Het pers. vrnw. is dan het indirecte object van de handeling, het duidt de onmiddellijk belanghebbende bij de daad aan. Het veelvuldig gebruik heeft echter vaak deze nuance doen verloren gaan, zodat het niet altijd mogelijk is het verschil in betekenis zuiver aan te geven. Bijv.:
estarse a la mira | op de uitkijk staan |
quedarse con una cosa | iets behouden (in de zin van kopen o.a.) |
entrarse | met enig geweld of gedrang binnengaan, binnendringen |
caerse muerto | dood neervallen |
callarse | (beslist) zwijgen |
comerse, beberse | iets, met zekere gulzigheid of haast, opeten, opdrinken |
Ons worden van moe worden, slaperig worden, nat worden, verkouden worden en dgl. wordt in het Spaans met een wederkerend ww. uitgedrukt, meestal is ook in het Nederlands wel een min of meer verouderd reflexief voorhanden met overeenkomstige betekenis. Bijv.:
mojarse | nat worden |
resfriarse | verkouden worden, koud worden |
enfadarse, enojarse | boos worden, zich ergeren |
Dit leidt ons van zelf tot de bespreking van het passief (la voz pasiva). Wij zeiden reeds dat dit welbeschouwd niet bestaat in het Spaans. In de samengestelde tijden en in de onbepaalde wijs wordt ser met het verleden deelwoord wel als zodanig gebruikt. Bijv.:
Estos jóvenes han sido admitidos como socios | deze jongelui zijn als lid toegelaten (geworden) |
Een veel gebruikelijker vorm in het Spaans tot uitdrukking van de lijdende vorm in onze taal is het reflexieve ww. Bijv.:
Los libros se venden a precios fijos | de boeken worden prijzen verkocht tegen vaste |
Daar zulk een constructie tot misverstand zou kunnen leiden als het onderwerp zelf tot handeling in staat is, en het ww. dus wederkerend of wederkerig zou kunnen worden verstaan, is het steeds meer gebruikelijk geworden se tot onderwerp te maken, met het ww. in het enkelvoud.Ga naar voetnoot1) Se is daardoor geheel gelijk in waarde geworden aan bijv. het Nederlandse men, reden waarom wij het in de vorige les onder de pers. vrnw. als neutrale vorm hebben opgenomen. Bijv.:
Se detuvo a los revoltosos | men nam de oproermakers gevangen |
Se ha admitido a estos jóvenes como socios | men heeft deze jongelui als leden toegelaten |
Se come bien aquí | men eet hier goed |
In de spreektaal is de derde persoon meervoud de meest gebruikte constructie.
Cantan aquí al lado | men zingt hier naast |
De wederkerige ww. (los verbos recíprocos) worden eveneens met het pers. vrnw. gevormd. Bijv.:
(Nosotros) nos estimamos mucho | wij achten elkaar zeer |
Ellos se miran | zij kijken elkaar aan |
Deze vormen kunnen versterkt worden met de woorden unos a otros, los unos a los otros, en de bijwoorden mutuamente, recíprocamente wederzijds, wederkerig. Bijv.:
Ellos se miran los unos a los otros | zij kijken elkaar (aandachtig) aan |
(Nosotros) nos estimamos mutuamente | wij achten elkander wederkerig |
Een dergelijke versterking, eventueel verduidelijking, kunnen ook de wederkerende ww. krijgen, door toevoeging van mí mismo, ti mismo enz. met de voorzetsels de, a, e.a.
Esta cosa se explica a sí misma | dit ding (deze zaak) verklaart zich zelf |
Men bemerke dat ook bij reflexieve ww. het pers. vrnw. vaak indirect object is (zie vorige les):
se me llenan los ojos de lágrimas | mijn ogen vullen zich met tranen |
Men lette ook op het gebruik van reflexieve ww. zoals olvidarse vergeten, ocurrirse te binnen schieten:
se me olvida algo | ik vergeet iets |
se les ocurrió la idea de.... | zij kwamen op de gedachte om... |
se me olvidó mandarle a usted noticias de.... | het is mij door mijn hoofd gegaan u bericht te zenden over.... |
Verscheidene wederkerende ww. hebben een vrouwelijk lidw. in het meerv. bij zich, zonder zelfst. nw. (dit is uitgevallen):
echárselas de poeta | den dichter uithangen |
arreglárselas mal, bien, para | het slecht, goed aanleggen om |
habérselas con alguno | het met iemand aan de stok hebben |
Woordenlijst
apresurarse | zich haasten |
engañarse, equivocarse | zich vergisten |
burlarse de | spotten met, zich vrolijk maken over |
aprovecharse de | zich te nutte maken |
molestarse | zich moeite geven |
apagarse | uitgaan (van licht, kachel) |
no fiarse de | niet vertrouwen |
quejarse de | klagen over |
levantarse | opstaan |
pasarse el día | de dag doorbrengen |
hallarse | zich bevinden |
aburrirse | zich vervelen |
saludarse | elkaar groeten |
agotarse | uitgeput raken |
de madrugada | 's morgens vroeg |
casi | bijna |
callejear | straat op straat doorlopen, slenteren |
juntos | tezamen |
encogerse de hombros | zijn schouders ophalen |
el recurso | de toevlucht |
los recursos | de (hulp)middelen |
el afecto | het gevoelen, de genegenheid |
con afecto | hartelijk |
la desgracia | het ongeluk |
el colmo | het toppunt |
para colmo | } tot overmaat van ramp |
de desgracias | } tot overmaat van ramp |
quitarse el abrigo | rijn jas uitdoen |
quitar | wegnemen |
disputarse | elkaar betwisten |
escaparse | ontsnappen |
descubrirse | zijn hoed afnemen |
fijarse en | letten op |
divisar | onderscheiden |
escabullirse | wegsluipen, stilletjes weggaan |
afeitarse | zich scheren |
gastar(se) | uitgeven (geld), er door brengen |
gastar coche | een auto houden |
cumplirse | in vervulling gaan |
pararse | stoppen, blijven staan |
casarse | trouwen |
secarse | droog worden, verdrogen |
secar | droog maken, afdrogen |
desahogarse con | zijn hart uitstorten bij |
dejarse la barba | zijn baard laten staan |
marchitarse | verwelken |
acercarse | naderen |
apoyarse en | steunen op |
asustarse | schrikken |
quedar(se) | blijven |
encargarse de | zich belasten met |
turbarse | troebel worden, van streek raken |
debilitarse | zwak worden, ‘knikken’ (van knieën) |
declararse en huelga | gaan staken |
encabritarse | steigeren |
echarse al suelo | op de grond gaan liggen |
echarse a | beginnen te |
quejarse de | klagen over |
extrañarse de | zich verbazen over |
cansarse | zich vermoeien |
llamarse Pedro | Piet heten |
descansar | uitrusten |
desayunarse | ontbijten |
estar(se) a la mira | op de uitkijk staan, zijn |
extralimitarse | zich te buiten gaan |
convencerse de | zich overtuigen van, zich vergewissen van |
llevarse bien | het goed met elkaar kunnen vinden |
proclamar | afkondigen |
llenarse | zich vullen |
considerarse | zich beschouwen |
ahogarse | stikken, verdrinken |
la callejuela | het straatje |
los obreros del transporte | de transportarbeiders |
el mono | de aap, de overall |
¡cómo! | wat! (uitroep van verbazing) |
el cumpleaños | de jaardag |
el reloj (ook wel reló geschreven, de j wordt niet uitgesproken in het enkelvoud) | de klok, het horloge |
la manga | de mouw |
la camisa | het (over)hemd |
el respaldo | de rug (v.e. stoel) |
la silla | de stoel |
la corriente | de stroom, de tocht |
la oscuridad | de duisternis |
la chimenea | de schoorsteen |
contentarse con | zich tevreden stellen met |
celebrarse una fiesta | een feest vieren |
celebrarse una junta | een vergadering houden |
figurarse | zich voorstellen |
hundirse | ten onder gaan |
cepillarse } los dientes | zijn tanden borstelen |
limpiarse } los dientes | zijn tanden borstelen |
el partido agrario | de agrarische partij |
de bruces | voorover |
el ribazo | de berm van een weg |
temprano | vroegtijdig |
al principio | in het begin |
la liebre | de haas |
el héroe | de held |
el estado de sitio | de staat van beleg |
el oficial | de officier |
quieto | rustig, stil |
insistir en | } er op staan, er op aandringen |
obstinarse en | } er op staan, er op aandringen |
adiestrado | afgericht |
quemarse | branden, verbranden (intrans.) |
meterse en la cama | naar bed gaan |
marcharse | vertrekken, weg gaan |
márchate | hoepel op |
amenazar | (be)dreigen |
pasearse | wandelen |
el lado | de kant, de zijde |
el comedor | de eetkamer |
la salida | het vertrek (v. trein bijv.) |
empezar | beginnen |
gritar | schreeuwen |
el abrigo | } de overjas |
el gabán | } de overjas |
la casita | het huisje |
tener prisa | haast hebben |
el ataque | de aanval |
la burguesía | de burgerij |
mudarse de casa | verhuizen |
extraviarse | zoek raken |
Oefening 14 A
Los señores de F. se apresuraron a comunicarnos que se habían engañado. No te burles. No se moleste, señora. Se ha apagado la luz. No nos quejemos. Juan se levantó de madrugada como casi todos los días. Creo que tu te pasas el día estudiando. Callejeando llegamos a la plaza donde se hallaba la pensión. Cuando le comunicaron al maestro la noticia de la muerte del niño se le llenaron los ojos de lágrimas. Pedro estuvo por decirles que le dejaran (= hier: met rust lieten) pero se calló. ¿Te aburres? Sí, me aburro. Pues (= wel), aburrámonos juntos, como dijo (= zei) el rey de Francia. Las jóvenes se saludaron con afecto. El gobernador no se ha levantado todavía. El portero se encogió de hombros. Los pobres recursos amenazaban agotarse. Para colmo de desgracias un día se le escapó al ciego el mono adiestrado. Al ver (= bij het zien) que no se fijaban en él se escabulló. ¡Cómo! ¿No tenéis dinero? No papá, es que nos lo hemos gastado en comprar regalos de cumpleaños. Se me ha parado el reloj. Se me ha olvidado preguntarle a usted si quería (= wilde) tomar (hier = gebruiken) algo. ¡Chico, no te seques la frente con la manga de la camisa! El se las arregla muy mal. El médico tenía aspecto de viejo, se había dejado la barba. Las flores se marchitarán. El viejo se paseaba de un lado a otro, apoyándose en el respaldo de las sillas.
Como no teníais voluntad os dejáis llevar por la corriente. Muchas veces se quedaban en el comedor, charlando a los lados de la chimenea. Se le turbaban los ojos y se le debilitaban las piernas tanto que (= zozeer dat) tenía que apoyarse con las manos en la pared. Se encabritaron los caballos. Echémonos a la sombra (= schaduw) y descansemos un par de horas. Nos caímos de bruces desde lo alto (= van boven af) de un ribazo. Mi mujer y yo nos desayunamos muy temprano para pasearnos antes de la salida del tren. Estese usted a la mira. Al principio os habíais afiliado al partido agrario. Cuando se les dice (= zegt) que el individuo puede (= kan) extralimitarse en el uso de la libertad no lo creen. El anarquismo con su crítica destructora se destruye a sí mismo. Todos aquellos (= al die) jóvenes que (= die) se las echaban de héroes empezaron a correr como liebres. Se proclamó el estado de sitio en Madrid. El cielo se llenó de nubes pequeñas y blancas. Creo que tú te consideras a ti mismo como un menor de edad (= minderjarige, onmondige). Entregaos, gritó el joven oficial. Unos se entregaron, otros se resignaron a ser fusilados sin entregarse. A los revoltosos se les había ocurrido el propósito de destruir la catedral. El boxeador se quitaba (= veegde weg) un hilillo de sangre (= straaltje bloed) en la frente y sonreía (= glimlachte) como un niño. Estate quieto. Los empresarios se la disputan a esta estrella. Su vida pasada le parecía un labirinto de callejuelas que (= die) se cruzaban y se reunían. Los obreros del transporte se han declarado en huelga. Tu te quejas de los otros, deberías quejarte de ti mismo. Debemos ayudarnos recíprocamente. No se me ocurrió la palabra. Quien (= wie) no se atreve no gana la mar. (Sp. spreekwoord, wie niet waagt..)
Oefening 14 B
Doe uw jas uit. Zet je hoed af. Heb je je al geschoren? Wij hebben al ontbeten. Jan moet zich nog wassen. De jongen verbaasde zich dat zijn vader al opgestaan was. Hij moest zijn tanden nog borstelen en daarna (= después) vergat hij zijn gezicht af te drogen. Zijn vader werd boos en riep: Jan, droog je gezicht af en borstel je jas af. Men moet zich vaak (= muchas veces, vooraan de zin plaatsen) tevreden stellen met weinig. Haast je niet en vergis je niet. Gisteren is hier feest gevierd. Morgen zal er een vergadering worden gehouden van onderwijzers. Pas u op (= cuidado) mijnheer, u brandt uw overjas. De kinderen hadden kou gevat en zij gingen vroeg naar bed. Ik blijf hier, gaat u maar (onvertaald laten) samen een wandeling doen. Maak dat je weg komt (= Abate), jongen. Zwijg. Stel u voor een aardig huisje met bomen en bloemen. Is dit (= esta) huis te koop? Neen mevrouw, het
is te huur. Vertrouw dien man niet. U moet u de gelegenheid (= la oportunidad) te nutte maken. Zij hebben zich van hun (= su) dwaling overtuigd. Laten wij ons hart uitstorten bij onze (= nuestros) ouders, zij zullen wel op zich nemen ons te helpen en zij zullen niet boos op ons worden. Hebt u mijn (= mi) brief ontvangen? Neen, mijnheer. Ik denk dat hij zoek geraakt is. U zult vergeten hebben hem op de post te doen (= echar al correo). Gij(lieden) moet nu weggaan. Wij geloven dat hij Piet heet. Laten wij van deze (= esta) gelegenheid gebruik maken. De voorspelling (= la profecía) is in vervulling gegaan, Jan is getrouwd. In dit (= esta) station stoppen alle treinen. Wij hadden vergeten hem bericht te zenden. Men deelt ons mee dat verscheidene jongelui zijn verdronken. Hij stond er op onmiddellijk weg te gaan. Ik geloof dat wij spoedig gaan (= vamos a) verhuizen. Zij hebben er altijd veel van gehouden vroeg op te staan. Kind, je hebt koorts, ga naar bed. De redenaar riep uit ‘Spanje gaat ten onder’, maar allen schaterden het uit om die dwaze opmerking. De auto stopte voor het postkantoor. Hij heeft zijn hele vermogen er doorgebracht. Wij werden moe van de discussie welke voor ons geen (vertaal: niet) belang had. Men onderscheidde de gedaanten (hier = bultos) in de duisternis. Men beschouwde de aanslag (= el atentado) als (= como) een aanval op de burgerij. Laten wij opstaan, ik heb haast. Gisteren kwam er een bedelaar naar ons toe. Hoe heet u, vroegen wij hem. Zij hebben het altijd (= siempre, vooraan de zin plaatsen) goed met elkaar kunnen vinden. Jan, eet niet die hele portie ijs (= el helado) op. Vergeet niet ons een prentbriefkaart te sturen. De auto stopte plotseling ( = de repente) en wij schrokken erg (= mucho). Schrik niet. Laten wij elkaar helpen. Door elkaar te helpen (gerundio) helpt men zichzelf. Vindt u deze (= esta) das aardig, mijnheer? Ja juffrouw, ik zal hem houden. Let u op deze merkwaardige (= curioso, achter het zelfst. nw.) naam.
- voetnoot1)
- Reeds in de zestiende eeuw komt dit voor, het verschijnsel is sinds dien veelvuldiger geworden en is heden algemeen.