Vondels geloof
(1935)–Gerard Brom– Auteursrecht onbekend
[pagina IV]
| |
VONDEL
door GOVERT FLINCK (Rijkmuseum Amsterdam) | |
[pagina VI]
| |
Justus fide vivit | |
[pagina VII]
| |
Aan J.W. MullerLaat de inleiding een persoonlijke verantwoording zijn voor u, geliefde leermeester, aan wie ik mijn werk mag opdragen. Bijna dertig jaar geleden hebt u een proefschrift willen aanvaarden, waarvan de geest u evenmin verwant was als de vorm. Dankbaar dat u met zo'n ruime vrijheidsliefde indertijd toestemming gaf voor allerlei wat uw instemming moeilijk kon vinden, voel ik me verplicht u de voldoening te gunnen van een herziening, die door zakelijker toon tenminste kans heeft u eerder te bevredigen. Lang is ‘Vondels Bekering’ immers uitverkocht en meermalen werd een tweede uitgaaf verwacht. Zelf weet u het best, hoeveel de wetenschap intussen vorderde, en u vertrouwt wel, dat uw leerling van zijn kant niet stil is blijven staan. Daarom zou de herdruk op elke bladzij bewijzen moeten leveren van een grondige zelfkritiek. Ik begon natuurlijk Vondel, die me nooit helemaal vreemd geworden was, opnieuw te lezen. En de dichter had me weer zóveel te zeggen, dat overvloed aan gegevens tenslotte drong om een ander boek te schrijven in plaats van het vorige te verbeteren. Ondanks de omvang trekt deze studie zich zo streng mogelijk samen op het godsdienstig probleem. Het zal u niet verwonderen, waarom Vondel dus weinig als dichter uitkomt, want u begrijpt zeker, dat ik bij gelegenheid zijn poëzie, liefst in verband met heel de kunst van de zeventiende eeuw, hoop te behandelen. Hier blijft het nodig me tot de geloofsontwikkeling te bepalen, die volgens algemeen inzicht zijn rijkste bezieling vormt. Wat de geestelijke omkeer bij een denkend mens betekent, komt iemand ons herinneren met de boodschap, dat geen enkele geschiedenis in de letterkunde meer levend belang heeft dan de groei van overtuigingenGa naar voetnoot1). G.B. |
|