Nationale en Afrikaanse gedigte in Kaaps-Hollands. Bundel C
(1920)–Melt Brink– Auteursrecht onbekend
[pagina 77]
| |
Schrijf tog, hoe de snottebellen
Uit mijn neus, en fluimen slijm
Uit mijn keelgat zijn gelopen,
Net zo taai en dik als lijm.
Hoe mijn arme, oude leden
Van de pijn, zijn lam gemaakt,
En mijn hersenkast, zo leeg reeds, -
Halfpad van de pijn wil kraak.
Zeg ze dat de influenza,
Zo mijn krachten heeft gesloopt,
Dat ik mijn penseel noch pennen,
Nauw weer in de verf kan doop.
Zeg ze, - maar gij zult wel beter
Weten wat gij zeggen moet,
Wijl gij weet: het daadlik werken
Is voor mijn gestel niet goed.
|
|