Nationale en Afrikaanse gedigte in Kaaps-Hollands. Bundel C
(1920)–Melt Brink– Auteursrecht onbekend
[pagina 45]
| |
Zes maanden, ja, zes maanden reeds
Heeft hem de wrede dood
Hier plots'ling van mij weggeroofd,
En rust hij in de schoot
Der moederaarde, stil en zacht
Op Stellenbossche grond,
Waar hij zijn eerste jaren sleet
En tans zijn rustplaats vond.
God nam hem van zijn arbeidsveld,
Zo nuttig; ach! daarheen
En liet mij met mijn treurend hart
Alleen; zo gans alleen!
Ach, wat is 't leven tans voor mij,
Nu ik hem missen moet!
Met hem verdween mijn levenslust,
Zowel als kracht en moed.
Geen vrolik groen bloeit op mijn weg,
Slechts dorheid dekt mijn schreên,
En waar ik mij ook henen wend,
Is 't leegte om mij heen.
Ik mis hem, als de morgenstond
Mij uit mijn sluim'ring wekt;
Ik mis hem, als de avond weer
Mij met zijn sluier dekt.
Ik vraag mijzelf wel honderdmaal,
Wat kan? wat kan 't toch zijn,
Dat ik hem zo heb lief gehad,
In vreugd' zowel als pijn?
| |
[pagina 46]
| |
't Was wis zijn goed, zijn edel hart
Dat weldeed waar het kon
Aan rijk en arm, aan wit en zwart,
Gelijk de lieve Zon.
Geen mens toch zond hij ongetroost
Of zonder hulp daarheen,
Hij had voor elk een goedig woord
En hulpe ook meteen.
En was er al een Farizeer,
In eigen oog zelf rein,
Die zwarte vlekken aan hem vond,
Dan was het toch maar klein;
Zo nietig, dat hij weer met haast
De steen, reeds opgevat
Om naar zijn hoofd te slingeren,
Als hij er kans toe had,
Met veel berouw weer van zich wierp,
Waar Jezus' liefdestem
Hem zei: zijt gij van schuld zelf rein,
Werp dan die steen op hem.
Wat feilen hij ook heeft gehad,
Of zonden hier begaan,
Zij zijn gedekt wis door al 't goed
Dat hij hier heeft gedaan.
Hij was ook mens, als gij en ik,
En naar het hoogst gebod
Behoort het oordeel niet aan ons,
Maar aan ons aller God!
| |
[pagina 47]
| |
Hij, die zijn naam uit boze lust
Of lastertaal dus schendt,
Heeft wis geen krist'lik hart in 't lijf,
Of heeft hem nooit gekend.
Hij was voor mij een beste vriend,
Ik heb hem lief gehad, -
Nu is hij weg; en eenzaam volg
Ik tans mijn levenspad.
Januarie 1915.
|
|