Brieven aan de uitgever van het tijdschrift Nederland 1873-1886
(1965)–Jan ten Brink, Cd. Busken Huet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
138Parijs, 3 Mei 1879 WelEdele Heer, Hierbij in dank de korrektie van blad 1 terug. De letter vind ik mooi. Gelief den zetter aan te bevelen, zich wat de spelling betreft, te houden aan het handschrift. Dat spaart tijd en korrektie uit. Mijne kopij telt tweehonderd bladzijden, en ik ben nog niet gereed met het laatste hoofdstuk. Het boek zal minstens tot vierentwintig vel uitloopen. Ik zend U alvast bladz. 21 tot 62, met beleefd verzoek, mij per briefkaart de goede ontvangst te willen melden, telkens als een gedeelte U geworden is. Eene schriftelijke verklaring van afstand van kopijregt is tot Uwe dienst. Zoo U waarde hecht aan een formulier van Uwe eigen keus, gelief mij daarvan te onderrigten. Ook, of U verlangt dat de verklaring geschreven zij op zegel. Hoe sneller de proeven elkander opvolgen, hoe aangenamer het mij zijn zal. Zonder tegenverzoek Uwerzijds, zal ik ze naar Amsterdam zenden; niet naar Bussum. Eene korte voorrede, tot aanwijzing van een paar bronnen, zal onvermijdelijk wezen. Echter zal ik mij tot het strikt noodige bepalen, en elk vertoon van geleerdheid mijden. Indien Uw plan is, wat het formaat betreft, U te houden aan dat van ‘Majoor Frans’, groote uitgaaf, dan zal het boek eene goede vertooning maken. De inhoud zal ten minste één verdienste hebben, voor ons publiek nieuw te zijn. Het is verwonderlijk, hoe arm onze litteratuur is aan werken over de kunst in een zoo nabij gelegen land als Belgie. De oude Van Mander is de éénige Hollandsche bron, die mij wezenlijk van nut geweest is.Ga naar voetnoot227 Met beleefde groeten, hoogachtend Uw Dw. Dr.
147 Bd Saint-Michel. |
|