120
Parijs, 19 December 1878.
WelEdele Heer,
Nog altijd ben ik in gedachte zoekend naar een geschikten vorm van periodieke publikatie, buiten ‘Nederland’ om. Om te beginnen zou ik een eigen tijdschrift, uit te geven voor gemeenschappelijke rekening, wel aandurven; doch zal ik dit kunnen volhouden? Minder dan zes vel 's maands kan men bezwaarlijk geven; en dit minimum van lektuur beschouw ik als een maximum van produktie. Er zijn maanden dat ik meer, maar er zijn er ook dat ik minder voortbreng. Zou daarom, vraag ik mij af, een publikatie in den vorm van hetgeen de Duitschers ‘zwanglose Heften’ noemen, niet de voorkeur verdienen? Eene reeks studien over staatkunde, geschiedenis, en letteren; onder een algemeenen titel en met doorloopende paginering, maar niet gebonden aan het verschijnen op den eersten van elke maand? Gaarne zou ik daaromtrent Uwe meening vernemen. En tegen wanneer zou een begin moeten gemaakt worden? Is er spraak van een maandelijks te verschijnen tijdschrift, dan zou ik willen wachten, bijv. tot 1 Oktober 1879, wanneer de zomer achter den rug is. Worden het daarentegen vrije afleveringen, dan zou ik reeds dadelijk een begin kunnen maken met het uitgeven der politieke artikelen, die ik heb liggen, en van mijne in het Odéon en elders gehouden voorlezing. Daarop kon dan volgen de voortzetting van de geschiedenis der Bruce's, waaraan ik op dit oogenblik bezig ben. Mijn streven is, zooals U ziet, binnen de grenzen mijner krachten te blijven, en niets aan te vangen wat ik menschelijkerwijs niet voltooijen kan. Is dit volgens U overeen te brengen met de eischen van een behoorlijk debiet? Dat is eene voorname vraag. Ik herhaal, dat mijn doel in geen geval wezen zou, honorarium te ontvangen. De kosten van boeken, tijdschriften, druk, papier, expeditie, zouden einde 1879 opgemaakt, en de eventuële winst in twee gelijke helften verdeeld worden. De uitgaaf zou bij inteekening moeten geschieden, al bleef elke aflevering verkrijgbaar op zich zelve. Een bepaald aantal vellen druks zouden een boekdeel moeten vormen. De regeling van dit alles zou ik overlaten aan U, en mijnerzijds geen andere voorwaarde stellen, dan dat het kopijregt der opstellen van mijne hand, evenals toen ik medewerkte aan den ‘Gids’, mijn eigendom bleef.
Voor mededeeling van Uwe opinie omtrent een en ander, houd ik mij aanbevolen. Meld mij svp. meteen, hoe de uitslag is geweest van mijne lezing in het Odéon, opdat ik vóór uito dezer, indien de uitgaven meer bedragen hebben dan de ontvangsten mijne schuld aan U kunne afdoen.
Met beleefde groeten, hoogachtend
Uw Dw. Dr.
Cd. B. Huet
147 Bd Saint-Michel.