Brieven aan de uitgever van het tijdschrift Nederland 1873-1886
(1965)–Jan ten Brink, Cd. Busken Huet– Auteursrechtelijk beschermdIn zijn brief van 20 april 1878 had Ten Brink aan Loman geschreven, dat hij prof. Jorissen benaderen zou. Inderdaad schreef hij hem op 26 april het volgende: | |||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||
‘Amice! Uw bericht aangaande eene bijdrage voor het tijdschrift ‘Nederland’ is mij hartelijk welkom. Ik zal er voor zorgen, dat de kopij wordt gehaald. Bij deze gelegenheid veroorloof ik mij u meê te deelen, dat ‘Nederland’ weldra wijziging zal ondergaan. Door medewerking van Cd. Busken Huet, Prof. Opzoomer, Constantijn, Wallis en nog eenige van onze goede stylisten, die mij toezegging deden, hoop ik het peil van bet tijdschrift te verhoogen. Geregelde korte kritieken over alles wat er gewichtigs uitkomt zullen tevens worden gegeven. Wilt gij mij met een en ander steunen? Wilt gij geregeld het tijdschrift helpen wijzigen - gij zoudt dan mij in de gelegenheid stellen het verbeteringsproces van ‘Ned.’ tot een goed eind te brengen. Het is noodig, dat een amsterdamsch tijdschrift de sporen drage, dat Amsterdam eene Universiteitsstad is.’ (Letterkundig Museum). | |||||||||||||
75Amice! Zie hier wederom eenig nieuws voor Nederland. Eerst over de aflevering van 1. Juni. Geen aankondiging op den omslag - dit is van later zorg. Inhoud:
| |||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||
Ge zult misschien vreezen, dat de aflev. nu te groot wordt, doch zij zal nu negen vel beslaan hetgeen niet zoo buitengewoon is.Ga naar voetnoot153 Ook moeten wij nu tonen, dat het ons ernst is met de verbetering. De kopij van den heer Kolff zend ik per spoor, omdat hij in zulk een weelderig cahier schrijft. Proef van het stuk, moet aan Mr. Maas Geesteranus, den Haag, redakteur der Staats-Courant worden gezonden.Ga naar voetnoot154 Ik heb met een rooden streep aangeteekend tot hoever het fragment gaat. Krijgt gij de proef tot afdrukken, wees dan zoo goed mij er inzage van te geven, voor gij afdrukt. Dit alles geldt de aflev. v Juni. Nu over de verbetering in het algemeen. Het spijt mij dat gij mijn denkbeeld van de Banier zoo ver weg werpt. Maar is er zoo veel tegen, dan zwijg ik Vervolgens geloof ik, dat wij de verbetering geleidelijk moeten maken. Gij weet wat ik met no. 6 wil. Het Kritiesch Intermezzo wordt de gevraagde rubriek. Huet wil voor de rubriek der tijdschriften zorgen - ik raad dus, om hem die tijdschriften te zenden welke hem ontbreken. Wat hij zendt komt in het Kritiesch Intermezzo. Ik zal u den verlangden brief stellen en binnen kort doen toekomen. Krijgt gij dan de boeken, dan kunt Gij mij eenvoudig berichten wat gij hebt! - ik zal dan pogen beoordeelaars te vinden. Mij dunkt de medewerkers aan zulk een kritiek, moeten wij aanbieden voor een kort bericht een exemplaar van het boek en ƒ 1. honorarium. Worden de kritieken wat langer, dan kunnen wij wat meer geven. Of wilt gij het honorarium ƒ 2. stellen? Des te beter. Medewerking tot onze nieuwe plannen heb ik nu van Prof Opzoomer, Mej. Wallis, A.W. Stellwagen, ik hoop ook van Prof Pierson. Jorissen heeft mij niet geandwoord. Ik ga langzaam vooruit - enkele jongelui steunen mij, daaronder G.J. Kolff en Smit Kleine.Ga naar voetnoot155 Van BH. kreeg ik een zeer tevreden brief - die schijnt nu wat zachter gestemd Thands nog iets tusschen ons beide. Met de kopij over Parijs hierbij gezonden betaal ik mijn schuld aan u, een voorschot van ƒ 80. Ik ben echter zoo vrij u vriendelijk te verzoeken, mij voor de volgende kopij - weldra en waarschijnlijk in Juli te zenden - weer ƒ 80 vooruit te geven. Ik heb het nu juist zeer noodig. Mocht gij bezwaar hebben, meld het mij | |||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||
s.vpl. Anders zend ik u aanstaande Saturdag of later de gewone traite van de Hollandsche Bank alhier. In de hoop dat gij dit zult goedkeuren, van harte
den Haag, 4 mei 78. |
|