Brieven aan de uitgever van het tijdschrift Nederland 1873-1886
(1965)–Jan ten Brink, Cd. Busken Huet– Auteursrechtelijk beschermdHet is Loman, die al eerder bezwaren had gemaakt, na bepaald te veel geworden. Hij wenst geen stukken over Zola meer en men kan hem geen ongelijk geven. Deze artikelen, die niet veel anders dan inhoudsopgaven van Zola's werken brengen, kunnen Nederland geen goed doen. Blijkbaar heeft zich al eens eerder een dergelijk conflict voorgedaan, toen in 1871 Ten Brink - nog geen redacteur - te veel aandacht aan Dickens wijdde. | |
44den Haag, 28 Okt 77 Amice! Dank voor uw zorg bij de korrektie. Ter drukkerij mogen de zetters wel eens wat gekorrigeerd worden. - Dat ik te veel werk v. Zola maak! Zie dat is een moeilijk punt! Ik geloof, dat hij het verdient, gij niet. Of ook anderen mijne meening deelen komt er niet op aan - als mijne studiën op zich zelf maar niet slecht zijn. Anders zou ik u kunnen wijzen op Prof. Quack, op Mad. Sarah Bernhardt te Parijs, die nog meer met Zola ophebben dan ik. In Frankrijk wordt Zola binnen een 1otal jaren de grootste auteur v. zijn tijd. ‘Zwaar op de hand’ is het verwijt dat ik juist niet verwachtte, nu men algemeen klaagt over de oppervlakkigheid der franse romanciers. Dat gij den reuk der Hallen onaangenaam vond begrijp ik. Mij heeft dit verschijnsel niet getroffen. Ik heb er twee voormiddagen van 9-3 in doorgebracht.Ga naar voetnoot77 Intusschen zie ik, dat gij wenscht van mij niet langer stukken over Zola te ontvangen. Is u dit werkelijk van veel belang dan wenschte ik daarvan uitdrukkelijk kennisgeving. Want ik heb deze studie geschreven met het plan den geheelen schrijver te behandelen. Nog 4 romans blijven ter bespreking over. Ik heb er | |
[pagina 52]
| |
reeds 7 besproken. HetGa naar voetnoot78 zou mij leed doen, dit niet voort te zetten. In den jaargang 1877 hebt gij 4 artikelen van mij. Mij dunkt, dat ik het als redakteur niet te drok maak. Ik liet jaren voorbij gaan, dat ik alleen de medewerkers aan 't woord liet. Ben ik verwaand, als ik beweer, dat mijne studie over Zola en den nieuwen fransen roman in het algemeen minstens even goed leesbaar is, als de ordinaire stukken van Oosterzee, Winkler Prins enz.? Gij beroept u op de variatie en ik heb sints ik redakteur was, niets anders gedaan, dan voor variatie gezorgd zoodat allerlei ontevreden medewerkers mij dagelijks brieven zenden. Zelfs anonieme hatelijkheden tegen mij als redakteur moet ik lezen en menig avond wijden aan korrespondentie. Vindt Gij het echter wenschelijk dat ik eindig met Zola zooals vroeger met Dickens (1871) dan zal ik eindigen.Ga naar voetnoot79 Hoe het echter met mijn belang samenhangt, zoo als gij schrijft, dat ik niet meer over Zola handel, begrijp ik niet. Vreest ge dat ik mijn letterkundigen naam benadeel? Laat dit overigens maar aan mij over. Gaarne schik ik mij naar uw wensch, doch mag niet verzwijgen, dat ik nu groote bezwaren heb. van harte
|
|