Voorwoord
Dit boek wil laten zien hoe een gedicht werkt. De verschillende hoofdstukken belichten elk een ander facet van die werking: hoe een gedicht op een definitie gelijkt of op een verhaal, hoe het verweven is met andere teksten, wat klanken en beelden doen, wat er zo bijzonder is aan de vorm van het gedicht, hoe de taal erin gebruikt wordt en of het ons eigenlijk wel ontroert. Ten slotte stellen we ons de vraag welk beeld van poëzie wij hebben.
Het zijn wel verschillende invalshoeken maar de weg die van daaruit vertrekt leidt ons altijd weer naar dezelfde vragen. Naar de vraag die nergens gesteld wordt, behalve hier: wat is poëzie? Meer dan een antwoord op die vraag is dit essay een poging om ze iedere keer anders en scherper te formuleren. Geen handboek dus, maar een gedachtengang.
Er zijn heel wat andere manieren om over poëzie te schrijven dan deze. Men kan de historische ontwikkeling van de poëzie bestuderen of het werk van één dichter, of een stroming. Men kan iets zeggen over de plaats van poëzie en van dichters in de samenleving, over de dichtbundel als een economisch produkt. We zouden zelfs nog eens van gedachten kunnen wisselen over de moeilijke verhouding tussen Nederlandse en Vlaamse poëzie. En nog veel meer.
Wanneer dat hier allemaal buiten beschouwing blijft, dan is het niet omdat ik al die dingen minder belangrijk zou vinden. Maar nu heb ik dit boek geschreven.
Een voorwoord schrijft men als het boek af is. Dit is dus het laatste woord, maar het had ook het eerste kunnen zijn: een ge-