Elfde tooneel.
Sofy, Valerius, Klaret, Lysbeth.
Myn heer die kwesti, kan ons ongemaak verwekken.
Men moet die slechten, dat geschil wierd end'ling groot.
Wat schaadt! staaken zy malkanderen zo dood.
Die vrees is vruchteloos Mevrouw 't zal niet geschieden.
In plaats var vechten, zult g'haar alle bei zien vlieden.
Gy zult noch lachchen, om het geene dat zy doen.