Rodd'rick ende Alphonsus
(1968)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 82]
| |
Ga naar margenoot+Inhoudt van't treur-spel van Rodderick en Alphonsus.1Int eerste deel werdt ghehandelt de vrientschap van twee Edellingen, 2 Rodderick en Alphonsus, die alleleens gesint zijnde, verlieven op Elijsabeth,Ga naar voetnoot2 3 de Nichte des Konincks Ferdinando, waar van sy den eenen grondigh lieft, 4 ende den anderen hertelijck haat: Alphonsus dit vermerckende soeckt heul 5 aan sijn Minne-maat, die hem 'tselvighe in aller billicheydt weyghert endeGa naar voetnoot5 6 af-slaat; waar door sy die Vrunden waren, dóódelijcke vyanden scheyden.
7Ten tweeden, na des Konincks reden en voorslagh op d'aankomste der 8 Mooren, neemt Rodderick een onbekende Knecht, en sendt hem looslijck 9 aan Elijsabeth met sekere Brief, die sy ontfanght inde volle vergadering, 10 waar in sy haar (soo 'tschijnt) dapper ontstelt, daar op haar den Briefdichter 11 neder set en tróóst, waar na sy alleen zijnde; met groot vernoegen den selfde 12 leest. Onder anderen wert haar noch een bestelt van Alphonso, die sy (schierGa naar voetnoot12 13 onghelesen) stucken scheurt.
14Ten derden, na de overwinninghe des Conincks over de Mooren, ver-15schijnt in droeflijcken ghelaat den moedigen Rod'rick, die sich beklaaght 16 hoe dat twee Spaansche Edellieden hem inde hitte vanden Slagh gewelde-17lijck hadden berooft sijn ghevanghen Moorsche Kapiteyn. De Koning op 18 'tversoeck vanden aanklagher, wijst het oordeel aan den wtkomst van den 19 Tournoy: Waar van Elijsabeth bedroeft zijnde, 'snachts jammerlijck klaaght. 20 Rodderick werdt bykans verslaghen, doch van den vermomden Alphonsus 21 mannelijc ontset, en winnen de prijs daar toe gestelt.
22Int vierde: Rod'rick ghewont legghende, wert daagh'lijcx vertroost van 23 sijn Lief: Alphonsus dit bespeurende, vertreckt mismoedelijck, met een sijn | |
[pagina 83]
| |
24 Vrunt. De Ghelievers versoecken oorlof aan den Koningh, om haar trouw-25dagh by haar Ouderen te volvoeren, 'twelck haar werdt vergunt, onder-26tusschen werdt daar ghebootschapt de ghevanghenis van Alphonsus, dieGa naar voetnoot26 27 Rodderick voor sijn Moor verwisselt en verlost.
28Int vijfde wordt Elijsabeth, die haar wat verlustighde, ghegrepen en ghe-29vanghen ghevoert van ses Moorsche Róóvers, doch wort eyndelingh ontset 30 vanden dwalenden Alphonsus, die haar daar nae met grooter droefheydt 31 aanboodt sijn bloedigh Swaart, op datse hem als haar vyandt van 'tleven 32 souw beróóven, waar op sy hem dient: Onder wylen verstaat den wackerenGa naar voetnoot32 33 Rodderick sijn swaar verlies, en komt ylingh ghewapent, den nauwelijcks 34 levenden Alphonso doorstóóten. Elijsbeth vlucht, hy bekent sijn schult 35 aanden stervenden, en valt op hem in swijm, sy nader, ende hy bekomende,Ga naar voetnoot35 36 raast met een al te groote onghebondentheydt. Dit leste maackt het hele 37 Treur-spel volkomen droevigh: Sluytelijck, sy trouwen; maar leven niet 38 lang t'samen. Hier op is gemaackt een uytlegh, Geestelijcker wijs: daar toe 39 is hier by ghevoeght een toegiftje. |
|