CLXXIX Brvylofts-Lied
I: 568-569
Feestlied bij het voorgaande bruiloftsgedicht en dus ook geschreven in voorjaar 1618.
Beginregel: Ghy moet de feest met vreught ver-eeren
Vindplaatsen: Groot Lied-boeck 1622 III: 32; Liedt-boeck 1644: 52; Liedt-boeck 1677: 57; Kalff 1890: 537-538; Knuttel 1929: 373-374; Van Rijnbach 1944: 310.
Omvang: 40 verzen, vijf strofen van 8 regels.
Versvorm: jambisch metrum met vier heffingen in de vzn. 1-4, tweemaal twee in vs. 5, twee in vs. 6, drie in vs. 7 en vijf in vs. 8.
Rijmschema: a b a b (c) c c d d.
Melodie: Matter 1979, blz. 231.
Varianten: Liedt-boeck 1644: geen.
1 Ghy moet de feest: De dichter richt zich hier tot de Joffrouwen (vs. 2); die kunnen dus dan nog niet bezig zijn met zingen. Waarschijnlijk heeft de dichter deze eerste strofe dus zelf voorgedragen (of gezongen), waarna dan de samenzang van de meisjes volgde bij de tweede strofe. In de derde strofe richt de dichter zich tot de Ionghmans (vs. 17); mogelijk zijn zij het die de vierde