CLXI
I: 516
Bladvulling handelende over de zonderlinge voorkeur van sommige mensen.
Beginregel: Daer is gheen Mensch hy vverct een kuer,
Vindplaatsen: Groot Lied-Boeck 1622 II: 104; Kalff 1890: 504; Knuttel 1929: 428; Van Rijnbach 1944: 276.
Omvang: 3 plus 6 verzen.
Versvorm: vierheffingsmetrum, overwegend jambisch.
Rijmschema: a a b - c c d e e d.
3 invallen: Dit vs. heeft een bij Bredero hoogst ongebruikelijk weesrijm. Het wekt de indruk dat er een halve strofe van drie vzn. ontbreekt.
7 Muts en blaeuvve-Scheen: De gedichten van Roemer Visscher (1547-1620) t'Loff der Mutse en t'Loff van een Blaeuvve Scheen werden gepubliceerd in 1612, maar waren waarschijnlijk in afschrift al eerder bekend.
9 Bachus en de Godtheydt: De gedichten van Daniel Heinsius (1580-1655) waar Bredero op doelt, zijn de Lof-sanck van Bachus (1614) en de Lof-sanck van Jesus Christus (1616). Al kunnen er ook van deze werken afschriften in omloop zijn geweest, toch ligt 1616 als datering van Bredero's gedichtje het meest voor de hand, mede omdat hij in dat jaar Heinsius een van zijn vrienden noemt. Zie Memoriaal, blz. 150.