Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 431]
| |
CXXX Liedeken
Stemme: Esprits qui souspireez
De moeyelijcke strijt, en d'Amoureuse tranen,
Die'k biggelende stort, al rokende vol damp,Ga naar voetnoot2
Kunnens' u teder hart, bewegen noch vermanen
Tot de Siel-meestery, van myn benaude ramp.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
D'ijd'le hartstochten wuft, en vruchteloose pijnenGa naar voetnoot5
En d'onrust inde slaap, en 'tsuchten van myn geest
Doen my als 'twas voor 'tvier, versmelten en verdwijnenGa naar voetnoot7
Ick swijm de gene niet, die'k voormaals ben geweest.Ga naar voetnoot8
Dies laster ick de min, om uwe wreede handel:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ick wissel van verkies, met eenen dolle sin.Ga naar voetnoot10
De wispeltuere keur, ick weder cnaps verwandelGa naar voetnoot11
En schenck myn dienstbaar hart, myn pruytsche schoon Goddin.Ga naar voetnoot12
Ick vollech u Goddin, met ioock ende verlangenGa naar voetnoot13
Meestresse die myn Siel, kerckert in u gewout,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ick hoope door myn dienst, u hartgje noch te vangen,
In gijssel voor het myn, dat ghy ghecluystert hout.Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 432]
| |
Maar laas de schildery, verschrickt al myn gedachtenGa naar voetnoot17
Vervloecte maalcunst die, myn lust vervormt in smart,Ga naar voetnoot18
O spiegel-rijcke Leer: o wonderlijcke crachten?
20[regelnummer]
Door een ghesicht verkeert, Acteon in een Hardt.Ga naar voetnoot20
'T lust myn Diana oock, myn wesen te verruylenGa naar voetnoot21
Want myn stuersche Goddin, de blijdschap van my bant:Ga naar voetnoot22
S'herschept mijn vreucht in rou, myn lachen laas in huylen
Myn edel hooch vernuft, in beestich onverstant.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Wanneer mijn oogjens maar, eens steelwijs nechtich guwenGa naar voetnoot25
Na d'afgod van myn hert, daar ick dus laach voor knielGa naar voetnoot26
Als myn dwarsche Jofvrou, my helpeloos gaet schuwenGa naar voetnoot27
Dan stijcht de vlamme in, myn leucker-laauwe Siel.Ga naar voetnoot28
Sout ghy o wreede wel, in mynen doodt verheugen?
30[regelnummer]
Ach ghy martelt met lust, dit troosteloose hert:Ga naar voetnoot30
Helaes myn trouwe dienst, is nietich van vermeugen
Want u ijscoude Siel, niet eens ontfonckt en wert.Ga naar voetnoot32
Princes
'K wil dat u eygen mont het vonnis van myn sterven
Ter vierschaar van u hert vrypostich stout uyt spreeckGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Of laat my door u hant, het hellep-cruyt verwervenGa naar voetnoot35
Van u gewenschte gunst, daar ick u steets om smeeck.Ga naar voetnoot36
|
|