Tot den Leser.
Vrundelijcke Leser: Wijn die wel verkocht wordt, behoeftmen geen krans uyt te hangen, so is het oock onnoodig u L. dit boecxken veel aen te prysen, dese syne vierde verniewinge in den druck ghetuyght sulcks selve ghenoegh: te meer, daer ick het nu naerstich hebbe doen oversien ende vermeerderen, met veele boertighe ende zin-rijcke Liedekens, tot een monsterken ende staaltjen van noch welover de twee hondert andere, die het licht niet ghesien en hebben, by uwen overledenen Poët G. A. BREDERODE gerijmt, die ick u L. beneffens zyne andere verscheyden wercken met ten eersten sal mede deelen, daer ick tegenwoordig mede bezigh ben, om die selve met schoone, in koper ghesnede, af-beeldinghen naer haren eysch ende behoorte te verçieren, de welcke u L. ghelieve al singhende met vreuchden te verwachten.
V L. Dienst-willighen
Cornelis Lodewycksz.
vander Plasse.