bed wilde gaan. En vanmorgen zag ik de moeder niet meer, niet binnen op de rustbank, die ik voor haar had klaar gemaakt, en niet buiten. En nu ben ik zoo ongerust, dat haar iets is overkomen. En ook weet ik niet, wat ik met de kinderen aan moet.
Vrouw Claessen, er gebeuren wonderlijke dingen, kijk dezen nacht is het Mariabeeld teruggekomen.....
Maria terug!
(Knielt, slaat een kruis.)
(peinzend).
Zou het iets met elkaar te maken hebben? In een en denzelfden nacht de terugkeer van Maria en het verdwijnen van een Moeder......
(De andere zusters volgen met aandacht het gesprek, van links komt zuster Beatrijs, die afzijdig blijft.)
We zullen alle moeite doen om de Moeder te vinden, Vrouw Claessen, en houd jij dan zoolang de kinderen bij je; en laat het hun aan niets ontbreken, ik weet niet, of de heilige Maria misschien niet onze barmhartigheid op de proef wil stellen. Ik weet ook niet, of we de Moeder wel ooit zullen vinden; als dat zoo zal zijn, moet jij hun Moeder worden, vrouw Claessen; bij jou hebben ze het laatst hun Moeder gezien, bij jou kunnen ze het best de herinnering aan haar bewaren. Het klooster zal er voor zorgen dat ze je niet tot last zijn, gebrek mogen ze niet lijden, evenmin als je zelf.
Dank u, Moeder Overste, ik zal ze graag bij mij houden, en aan goede zorgen zal het hun niet ontbreken.
(Geeft de kinderen, die zich schuchter aan Vrouw Claessen hebben vastgeklampt, een hand.)
Lieve kinderen, we zullen alles doen om jullie het gemis van een ouderlijk huis te vergoeden.
Dag, Moeder Overste, dag, Zusters,
(tot Beatrijs, die de deur voor haar open doet)
dag, zuster Beatrijs.