Gezelschapsliederen Oud en Nieuw(1875)–M.A. Brandts-Buys– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] Aan de maan. naar een duitsche volkswijze. 1.[regelnummer] { Schoone maan, zeg, ziet gij he - den, daar gij 't halve rond be - spiedt, } Ja, gij ziet haar, want geen wolk - je dekt uw hel - der - blin - kend oog; gij kunt on - ver - hin - derd tu - ren van den hoogen star - ren-boog. schoone maan, zeg, ziet gij he - den mijn ge-lief - de Fil - lis niet? } Ja, gij ziet haar, want geen wolk - je dekt uw hel - der - blin - kend oog; gij kunt on - ver - hin - derd tu - ren van den hoogen star - ren-boog. [pagina 86] [p. 86] 2.[regelnummer] Onverhinderd! Ach! wat zeg ik?... Dak of venster zal misschien U, o Nachtvorstin, beletten, Om mijn levenslust te zien. Nijdig dak, afgunstig venster, Laat het oog der zuivre maan Door uw dichtgevoegde reten, Bij mijn lieve Fillis gaan! 3.[regelnummer] Maar zoo gij, o lust des hemels, Mijn bevallig meisje ziet, Zeg dan dat heur trouwe minnaar Haar zijn teedre groete biedt. Zeg met een verhelderd blikje, Door een schitterender gloed: 'Schoone Fillis, 't is uw minnaar, Die u door mijn stralen groet.' 4.[regelnummer] Nachtverlichtster, stiltekweekster, Ziet gij mijne Fillis nu? Mooglijk ziet zij, teederdenkend Aan heur minnaar, thans op u! Mooglijk denkt zij, opwaarts ziende, Daar gij 't halve rond bespiedt: 'Schoone maan, zeg, ziet gij heden Mijn geliefden Damon niet?' 5.[regelnummer] Mooglijk zendt zij ook een zuchtje Van verlangen naar mij heen. Vang dit zuchtje, schiet het weder Met uw stralen mij beneên. Hemeldochter, wellustwekster, Blijf ons beider oogelijn, [pagina 87] [p. 87] En laat uw vergulde stralen, Immer onze boden zijn! j. bellamy, geb. 1757 † 1786. Vorige Volgende