Gezelschapsliederen Oud en Nieuw
(1875)–M.A. Brandts-Buys– Auteursrechtvrij
[pagina 58]
| |
Een lied uit de XVde eeuw,
| |
[pagina 59]
| |
4.[regelnummer]
Wat zal ik met uw trouwring doen?
Ik wensch dien niet tot loon.
Gij zijt een Zeeuwsche dienstmaagd,
Ik ben eens graven zoon.
Neen, uw ring wil 'k niet tot loon.
Neen, uw ring wil 'k niet tot loon.
5.[regelnummer]
Wilt gij me dan niet hebben, vrind?
't Is goed, daar zijn er meer. -
Ik ga naar 't klooster rijen
En dien er onzen Heer.
En dan zie je mij nooit weer.
En dan zie je mij nooit weer.
6.[regelnummer]
Toen 't meisje een eindje gereden had,
Toen ging haar vader dood,
Daar was geen rijker juffer,
In Nederland zoo groot,
Ja, want haar vader die was dood.
Ja, want haar vader die was dood.
7.[regelnummer]
Toen 't ruitertje dat te hooren kwam,
Sprak hij: kom zadel mijn paard,
Naar 't klooster wil ik rijden
Dat is mij een kansje waard,
Ja, mijn knecht, kom zadel mijn paard.
Ja, mijn knecht, kom zadel mijn paard.
8.[regelnummer]
Toen hij nu voor het klooster kwam,
Toen belde hij lustig ân.
En vroeg al aan 't bagijntje,
Of 'r ook een nonnetje was,
Dat er pas gekomen was.
Dat er pas gekomen was.
9.[regelnummer]
Ja, hier is wel een nonnetje,
Maar ze komt er voor u niet uit.
Zij is den Heer gaan dienen,
Zij is des Heeren bruid -
En ze komt er voor u niet uit.
En ze komt er voor u niet uit.
| |
[pagina 60]
| |
10.[regelnummer]
Als gij haar dan niet komen laat,
Sprak deze looze guit,
Dan zal ik het klooster doen branden
Door zwavel en door kruit,
En dan komt ze er wis wel uit.
En dan komt ze er wis wel uit.
11.[regelnummer]
Toen 't klooster stond in volle vlam,
Kwam 't nonnetje voor hem staan,
Met opgestroopte mouwen,
Haar nonnekleed had zij aan,
Ja, ze kwam toen voor hem staan.
Ja, ze kwam toen voor hem staan.
12.[regelnummer]
Zij sprak: 'mijnheer, stout- ruitertje,
Wat doet ge mij een schand';
Toen ik u mijnen trouwring bood
Toen weigerdet gij mijn hand,
Ga en vertrek maar uit dit land.'
Ga en vertrek maar uit dit land.'
13.[regelnummer]
De ruiter keerde zich droevig om
En sprak geen enkel woord;
Maar toen hij aan 't fonteintje kwam,
Toen schoot hij zich zelven dood,
Ja, hij schoot zichzelf daar dood!
Ja, hij schoot zichzelf daar dood!
14.[regelnummer]
Het was er eens op een Donderdag,
De non zou halen het brood:
Toen zij langs het fonteintje kwam,
Toen vond zij het ruitertje dood:
Zij was verslagen, hij was dood.
Zij was verslagen, hij was dood.
15.[regelnummer]
Zij sprak: 'Ach, ach, stout ruitertje
Dat was om der wille van mijnGa naar voetnoot1).
Ik zal u gaan begraven
Hier onder de rozemarijn,
Waar al die stoute ruitertjes zijn.
Waar al die stoute ruitertjes zijn.
| |
[pagina 61]
| |
16.[regelnummer]
'Dan zal ik bloempjes plukken
En strooien op uw graf -
Dan zal ik tulpen planten
Tot aan mijn laatsten dag,
Tot ik mijn ruiter, mijn lief weer zag.'
Tot ik mijn ruiter, mijn lief weer zag.'Ga naar voetnoot1)
|
|