Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Jacob Eduard de Witte]Witte (Jacob Eduard de), zoon van den gelijknamigen gewezen genie-officier, van 1772-'76 directeur-generaal der stadswerken te Amst., werd in de toen R. Cath. St.-Pieterskerk te 's-Hertogenbosch, ‘uit acatholieke ouders’ den 2 April 1763 gedoopt. Als afstammeling van een militair geslacht, werd hij vaandrig-supernumerair 10 Aug. 1780; door het ontslag aan zijn vader gegeven in 1777, het verlies zijner moeder in 1778 in zeer zorgvolle omstandigheden verkeerende in het garnizoen van Brouwershaven, had hij - een uiterst phantastisch jonkman - de onbezonnenheid zich den 5 Sept. 1782 met een welbespraakten plannenmaker in te laten om Schouwen aan de Engelschen over te leveren. De schurk verklapte den halfdronken Vaandrig; een reeds vroeger heerschende schrik voor landverraad getuigde tegen hem; den 21 Mei 1784 werd hij veroordeeld tot zes jaar opsluiting en eeuwige verbanning uit Holl., Zeel. en Utr., blijkbaar echter met de vrijheid om bezoekers bij zich te hebben op de Gevangenpoort. Als een dadelijk gevolg daarvan trouwde hij, 21 Mei 1790 ontslagen, drie dagen daarna te Rosmalen, en woonde, even blijkbaar uit het doopboek, den 10 Oct. 1790 te Zalt-Bommel, met zijne echtgenoote, de later te vermelden dichteresse Maria van Zuylekom. Door herhaald verbreken van zijn verbanning, geraakte hij even dikwijls in den kerker, soms ergens toegelaten, soms buiten de poort gebracht. Zoo was hij officieel benoemd tot red. der Amst Courant, en bij besluit van het Comité révolutionnair in Jan. 1796 vervangen door P. Agron, zie blz. 8. Hij komt in dat jaar ook voor als red. van De Politieke Bliksem. Eindelijk - lang na het uiteinde de voorg. eeuw - liet men den zonderling phantaseerenden man met rust; dat zijn hoogmoedswaanzin nog niet genezen was, ziet men aan zijn willekeurig toegeëigenden naam Van Haemstede, ontleend aan den held van Den Blinkert, of aan den Z.zeeschen heer, die door aankoop van 1678 tot zijn dood in 1680 als ambachtsheer heette Mr. Jacob de Witte van Haemstede, iets dat den ouden man nog in 't hoofd mag gebleven zijn Hij overl. in Den Haag 14 Juni 1853. De toerekenbaarheïd van het verraad daargelaten, zijn andere handelingen gedurende zijn gevangenisleven niet gemakkelijk te verdedigen door de sentimentaliteit en galante begrippen zijner dagen. Zijne geschr. hebben weinig waarde, tenzij als voorbeelden van de zwakke zijde onzer toenmalige letterkunde, die nog meer geestvenwanten van den ‘Vaandrig’ moet aanwijzen. De voornaamste zijne geschr., waarvan sommige alleen volgens de titels bekend bleven, zijn: Cephalide, een roman, en geschiedenis van Timantes, Amst. 1787; Constantia de St.-Denis, trsp. 's-Grav. 1787; Christoffel de Guina of het beleg van Goa, trsp., ald. 1788; Tafereel der Vriendschap, ald. 1788; Martian en Jenny, 2 dln., Amst. 1791; Schetsen voor het menschelijk hart, 2 dln., ald. 1793; Dichtk. en prosaïsche Mengelschriften, 2 st., ald. 1793. In den bundel huwelijkszangen voor Prinses Frederika, Oct. 1790, komt blz. 27-46 een van hem voor. De werken van het dichtgenootschap Kunstliefde, 13e dl., blz. 62-92, bevatten zijn gedicht: Gods goedheid zichtbaar in het geschapene. Verder: Aan Mej. J.C. Wattier, na het ten Toneele voeren van het trsp. Emma Corbet, ald. 1795; Burger Herman of de republikeinsche Vader, ald. 1795; (met de bijv. Van Haemstede), Gedachten bij den dood van Washington, Zwol, April 1800; Buonaparte bijgenaamd Italicus, Lierzang, Gron. Oct. 1800; Het Toneel verdedigt, ald. id. 1800; Eduard Stanley of de gelukkige wedervinding, tnsp., Zwol, Febr. 1801; Valmont de St.-Priest of de schipbreukeling, tnsp., ald. id. 1801. De Negers in Holland of de zegepraal der menschlievendheid, ald. 1801; De Vreede aan de Bataaven, Lierzang, Alkmaar, Juni 1802; Moreau, Lierzang, Gouda, Oct. 1804. ‘Na, gedurende meer dan 20 jaren (z)ynen pen als Schryver en Dichter te hebben nedergelegd, waag(de hy) het aan den avond van (z)ynen meer dan 70-jarigen leeftyd aantebieden’; Tafereel voor Denkenden, Rott. 1828. Op het Rijksarchief is eene autobio- | |
[pagina 900]
| |
graphie in hs., die met groote omzichtigheid moet gebruikt worden. |
|