[Mr. Nicolaas Witsen]
Witsen (Mr. Nicolaas), geb. te Amst. 8 Mei 1641, werd tot zijne vorming voor regeeringsbetrekkingen en gezantschappen eerst in zijne geboortestad onderwezen in de Lat. school en in de natuur en sterrenkunde aan het Ath., en 15 Jan. 1666 te Leiden ingeschreven, ten einde den acad.-graad te verkrijgen, gelijk dit geschiedde 10 Juli 1664; reeds als knaap had hij zijn vader vergezeld in eene ambassade naar Engeland, zoodat hij vroegtijdig gereed was om zijne loopbaan in te treden. Doch de verhouding tusschen de regeerende geslachten te Amst. deden hem eerst tot eene openbare betrekking komen op 30-jarigen leeftijd. Hij heeft de hoogste waardigheden in stad en staat bekleed tot 1707, en moest toen ervaren, dat hij bij de wisselende machten in de regeering had uitgediend. Andermaal wijdde hij zijn tijd aan de wetenschappen, die gedurende zijn ambtelijk leven nooit verzuimd werden. Hij overl. te Amst. 10 Aug. 1717 en werd vier dagen later begraven in het kerkje zijner heerlijkheid Egmond-op-den-Hoef.
In het onderstaande uitmuntend boek is ook de letterk. verdienste van Witsen grondig besproken. Daartoe behoort eene in deze biogr.-studie opgenomen eigenhandige levensbeschr. en eene memorie over de toestanden van 1672. Zijne gedrukte werken, van wetensch. en taalk. waarde zijn: Aeloude en Hedend. Scheepsbou en bestier, waer-in wytloopigh wert verhandelt de wijze van Scheeps-timmeren bij Grieken en Romeynen, enz., Amst. 1671; Noord- en Oost- Tartarye beneffens verscheide tot noch toe onbekende gewesten en de Noorder- en Oosterlijkste gedeelten van Asia en Europa, 2 dln. Amst. 1692, 2e dr. ald. 1705. De eerste druk is hoogst zeldzaam en in 't bezit der Leidsche bibl.; de tweede komt meer voor.
(J.F. Gebhard Jr., Leven van N.C.W.)