[Johan Adam Wijnne]
Wijnne (Johan Adam), geb. 4 Dec. 1822 te Hoogeveen, was aanvankelijk werkzaam bij het lager onderwijs, waarvoor hij 21 April 1844 den derden rang verwierf, onderwees toen in de inrichting van Nassau, legde zich op de klassieke letteren toe, en prom. te Gron. den 3 Juni 1848, was aldaar aan het gymn. benoemd als derde praeceptor in 1847, werd vijf jaar later tweede praec., in 1860 rector, en is sedert 11 Juni 1873 hoogleeraar aan de rijks-universiteit te Utrecht.
Schr., behalve Lat. werken en veel gebruikte geschiedk. leerboeken: Geschiedenis, Gron. 1872, inhoudende: Het leenstelsel in zijn ontwikkeling en aard; De souvereiniteit der provinciën ten tijde van de Republiek; De Waardgelders in de provinciën Holland, hoofdzakelijk gedurende het ministerie van Johan van Oldenbarnevelt; Leveren de bemoeiingen van Oldenbarnevelt en de Groot met de aangelegenheden der provincie Utrecht, stoffe om de sententiën tegen hen uitgesproken, te wettigen? -; Twee punten van de Scherpe Resolutie; heeft er in 1616 eene ligue van acht steden van Holland met Oldenbarnevelt aan het hoofd, bestaan? -; Het proces van Cornelis de Witt; De dood der De Witten; De ontmoeting van de Merlijn in Augustus 1671; De Boheemsche Majesteitsbrief van 't jaar 1609 en en zijn gevolgen, volgens de nieuwste nasporingen; Galileo Galileï; Nederland en zijne voormalige verhouding tot het zoogenaamde Duitsche keizerrijk; Twee hoofdpunten uit Dr. A. Pierson's herinneringen uit Pruisens geschiedenis, - een bundel overdrukken van belangrijke studiën, eerst opgenomen in De Gids, De Tijdspiegel, Bijdragen voor Rechtsgeleerdheid en Nijhoff's Bijdragen; Geschiedenis van de Nederlanden, 1e deel, ald. 1873; De moeielijkheden van 't opsporen der historische waarheid. Een inwijdingsrede bij 't aanvaarden van het ambt van gewoon hoogleeraar te Utrecht, Utr. 1873; De wet van 28 April 1876 en de algem. geschiedenis, Gron. 1877; De Utr. hoogeschool in vorige eeuwen, Utr. 1886. Verspreide opst., als: Over het onderwijs in de geschiedenis aan de Gymnasiën (in de Bijdragen tot de kennis en den bloei der Nederl. gymnasiën); De Toestand der Gymnasiën en Latijnsche scholen in 1866 (in het Tijdschrift voor de Ned. Gymn.); De tijd der diadochen