Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Jan Baptista Wellekens]Wellekens (Jan Baptista), te Aalst den 13 Febr. 1658 geb., kwam vroeg bij een' moederlijken oom, die te Amst. goudsmid was, om tot diens vak opgebracht te worden. Volgens zijne neiging werd hij de leerling van den schilder Ant. de Grebber, ging omstreeks 1687 naar Italië, doch moest, door eene beroerte in 1687 te Venetië overvallen, naar Amst. terugkeeren. | |
[pagina 873]
| |
Het schilderen, bovendien reeds door een slecht gezichtsvermogen bemoeilijkt, verwisselde hij voor de letteren, en beoefende, waarschijnlijk onder den invloed van zijn verblijf in Italië, het herders- en visschersdicht. In Nov. 1698 trouwde hij en bleef te Amst., waarheen zijne moeder vroeger gekomen was. Tot zijne vrienden behoorde inzonderheid Pieter Vlaming, voor wiens dochtertje Christina, begraven in Mei 1711. hij het lieve gedicht ‘Op Rosalyntje’ schreef. Hij overl. als vader en sinds twee jaar weduwnaar, in Mei 1726. De voor zijne begrafenis betaalde impost toont aan, dat hij weinig bemiddeld overleed. Nadat van enkele, sinds 1705 vervaardigde zangen ‘luttel afdrukken waren om aan goede vrienden mede te deelen’, werden zij, vereenigd met dergelijke van Pieter Vlaming, zie blz. 836, uitgegeven als: Dichtlievende Uitspanningen, 1710; gevolgd door: Amintas, Herdersspel van Torquatus Tasso, met eene Verh, over het herdersdicht. Vlaming gaf zijn nagelaten werk uit onder den titel: Verscheiden Gedichten, ald. 1729; Bruiloftsdichten, ald. 1729; Zedelijke en ernstige gedichten, met het leven van den dichter door (denzelfden in 1733 overl. vriend) Vlaming. |
|