Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Petrus Weiland]Weiland (Petrus) geb te Amsterdam, 5 Nov. 1754, werd 9 Sept. 1773 bursaal in het Staten-college te Leiden, en in 1779 ontslagen, omdat hij in verschillende punten van de leer der Herv. kerk afweek, begaf zich toen bij de Remonstr. broederschap en aanvaardde in 1781 het predikambt bij hare gemeente te Woerden, in 1783 te Utrecht en in 1785 te Rotterdam. Ondanks de aanbieding van een agentschap onder de Bat. republ. of van een prof. onder Willem I, bleef hij daar tot zijn overlijden 26 Jan. 1841. Schr.: prijsverband. bij Teyler en bij 't Nut, alsmede een bundel leerredenen, en gaf de volgende taalk. werken: Nederduitsch taalkundig woordenboek, 11 dln., Dordr. 1793-1811, en daarachter eene Inleiding, behelzende taalgronden, waarop dit woordenboek gebouwd is; Nederduitsche spraakkunst, Dordr. 1806, 2e dr. 1824; Beginselen der Nederd. spraakkunst; ald. 1806; Kunstwoordenboek of verklaring van vreemde woorden, spreekwijzen enz. uit verschillende talen ontleend, Rott. 1824; Beknopt Nederd. taalk. woordenboek, 5 dln. Dordr. 1830; Woordenboek der Nederd. Synonymen, met G.N. Landré, zie blz. 450, 3 dln., Rott. 1825, en met Landré en Agron een Fr. Ned. Wdb. Zijne taalk. werken zijn gedeeltelijk later opnieuw bearbeid uitgegeven, terwijl zijne Spraakk., even als de Spelling van Siegenbeek, door het Staatsbewind van 1805 aanbevolen een bijna wettig gezag uitoefende. |
|