[Andreas de Weerdt]
Weerdt (Andreas de), geb. te Antwerpen den 6 Dec. 1825, volgde van zijn achtste tot zijn dertiende jaar de stadsschool; doch toen, een jaar nadien, zijn vader overleed, was hij genoodzaakt diens ambacht, het zeilmaken, aan te vatten, om in zijn bestaan en dat zijner moeder te voorzien. Dit handwerk was evenwel zoo weinig winstgevend, dat hij het verliet om leidekker te worden, en op zijn zestiende jaar werd hij matroos der douanen. Na het Staatsbestuur gedurende zeven jaren aldus te hebben gediend, vroeg en verkreeg hij de plaats van tolbeambte, in welke betrekking hij regelmatig opklom, en sedert October 1870 is hij bevorderd tot verificateur der douanen aan de haven van Antwerpen. De Weerdt is een volksliedjes-dichter, die vooral los en luimig tracht te zijn. In 1848 maakte hij zijn eerste liedje en sedert schreef hij er zeventienhonderd, waarvan velen door Alfons Janssens op muziek zijn gezet en door het volk worden gezongen.
In 1857 zond hij de eerste reeks zijner liedjes in het licht onder den titel: Vlaamsche liedjes door A.d.W. In 1885 verscheen zijn twaalfde bundel onder den titel: Twaalfde reeks nieuwe Liedjes door A. de Weerdt, Antw. 1885. Thans drukt men zijne verzamelde werken onder den titel: Al de Liedjes van A. de Weerdt, Antw.