Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Willem Hendrik Warnsinck Bzn.]Warnsinck Bzn. (Willem Hendrik) werd geb. te Amsterdam 4 Oct. 1782, was van 1805 suikerraffinadeur, werd mede-oprichter van het Genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen, mede-hoofdbestuurder van 't Nut. Hij genoot eene middelmatige opvoeding, bekwaamde zichzelven door lezen; op lateren leeftijd zelfstandig geworden, ontwikkelde hem de omgang met letterkundigen, zoodat hij een gelukkig beoefenaar der dichtkunst werd, een vurig beminnaar van het vaderland - zoo zelfs, dat hij het voorbeeld gaf van een nationaal costuum, waarvan Hildebrand in: Na 50 jaren, melding maakt. Op zijn buitenverblijf Willemsoord onder Overveen had hij omgang met Gogel, zie blz. 287, en leerde daar Tollens kennen, met wien hij bijzonder bevriend was. Hij overl. 19 Oct. 1841. Schr.: Opwekking aan mijne landgenooten, dichtstuk, Amst. 1815; Het vaderland, het waardigste voorwerp der schilderkunst, dichtstuk, Amst. 1818; De ontkoming van Hugo de Groot uit Loevestein, tnsp., Amst. 1821; Proeve van gewijde poezij, Amst. 1821; Pieter Dirkszoon Hasselaar in 1573, tnsp., Amst. 1821; Nathan van Geneve, tnsp., Amst. 1824; De weduwe van Albrecht Beijling, of de verjaardag van de teregtstelling van haren echtgenoot, dram. tafereel, 1827; De Toekomst, in drie zangen, Leeuw. 1827; Gedichten, Amst. 1828; Bardenzang, Amst. 1831; Slag op de Zuiderzee in 1573 of de twee stuurlieden, Geschiedk. vaderl. tnsp., Amst. 1831; Aan J.C. Koopman, kap. ter zee, enz. Amst. 1833; Scipio en de Spaansche Bruid, trsp., Amst. 1833; Vertellingen, romancen en andere stukken (naar het Hoogd.), Amst. 1835; De dood van Willem I, trsp., Amst. 1836; Alanghoe, tnsp., Amst. 1838; Adam Scheffer, of de bevrijding van het Inn-dal, Amst. 1843; Lorenzo en Blanca. Romantisch gedicht in drie zangen, Amst. 1839; De vraag: Behoort het stelsel van afzondering ook op vrouwelijke veroordeelden te worden toegepast? toestemmend beantwoord, Amst. 1847; Feestzang bij de opening van de tiende algemeene vergadering van het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap, Tiel 1854; Uit den vreemde. Poëzij, 2e druk, Amst. 1857. Met Petronella Moens gaf hij uit: Waarheid en Verdichting, 2 stukjes, Amst. 1828, met J. Decker Zimmerman: Petronella Moens, Amst. 1843 en met M.W. Luteer: Het 50jarig bestaan van het Amsterd. genootschap: Ter bevordering der koepokinenting voor minvermogenden herdacht op 1 Nov. 1853, Amst. 1853. Voorts bijdragen in jaarboekjes en tijdschriften en een gedicht op het 200jarig bestaan der Utrechtsche Hoogeschool (met goud bekroond). (Autobiogr. in Alg. Ned. Familieblad, II, 93.) |
|