nog herinnert, als zijn leerling, welke van 1832 tot '34 hem gelegenheid gaf om geringe verwachtingen van den knaap te koesteren. Jan moet daarop naar Amsterdam gegaan zijn, onder toezicht van een oom, en uit burgerlijke omgeving opgebracht tot de voorbereiding als kerkleeraar. Ook hier maken de opgaven het nasporen moeielijk. In plaats van, door vlijt en inspanning, den graad van theol. cand. zóó vroeg verworven te hebben, dat hij voor het leeraarsambt nog veel te jong was en dat hij daardoor op den verkeerden weg kwam, werd hij eerst den 30 Sept. 1842 theol. stud. te Leiden, waar hij kort bleef en niets deed; reeds vóór zijn acad. tijd schreef hij romans over onderwerpen, die hem kenschetsen, en volgde verder de loopbaan, die in zijn' ondergang eindigde. Hij had een veelbewogen leven, was redacteur van de Hydra, later van de Asmodée, was in dienst van Duport, den eigenaar van den Salon des Variétés te Amsterdam, om stukken te vertalen en rollen uit te schrijven, en werd ook meermalen vervolgd wegens laster en majesteitsschennis, den 7 Juni 1854 veroordeeld tot 3 jaren gevangenis. en zijn beroep in cassatie verworpen 14 Nov. Naar Antwerpen gevlucht, werd hij daar gegijzeld wegens schulden, die hij in zijn logement gemaakt had, en stierf 13 Oct. 1855 in het Gasthuis, na slechts drie dagen uit de gevangenis ontslagen te zijn.
Hij schreef: Eduard Westburg, of de aanslag der zonen van Oldenbarneveld, Amsterd. 1838; De Atheïst, Amsterd. 1840; De bloem van Antwerpen, of de Nederlanden onder den hertog van Alva, 2 dln., 1840; Achttien eeuwen. Schetsen en verhalen, der geschiedenis ontleend, 2 dln., Amst. 1841-'42; (psd. Johan) Edmond, Leiden 1843: Het testament, Leiden 1843; De vinger Gods, Leid. 1848; De eed, of misdaad en wroeging, Amst. 1844; Gustaaf, of het brandmerk, Amst. 1844, alle oorspronkelijke romans; Physiologie van Amsterdam door een Amsterdammer, Amst. 1844; Bijvoegsel tot de waarachtige physiologie van Amsterdam, Amst. 1844; (psd. L. van Eikenhorst) De verborgenheden van Amsterdam, 4 dln., Amsterdam 1844; Een man en eene vrouw, of de vruchten van de wraak, Amst. 1845; (psd. A.M. Brederode) De Noormannen op het eiland Walcheren in den jare 874, Amst. 1845; (psd. A.M. Brederode) Het halssieraad van den prins. Geschiedk. roman uit de jaren 1573-'98, 2 dln., Tiel 1846; Na het Studentenleven. Typen. Een vervolg op Klikspaans studententypen, Amst. 1846; De bijhang der geleerde wereld. Typen, Amst. 1846; De barbier van Piershil. Oorspr. roman, Amst. 1846; Verhalen, 2 st., Zwolle 1846; De XIIe en XIIIe eeuw. Tafereelen uit de tijden onzer voorouders, Amst. 1846; Helena, of de gedenkschriften eener diep gevallen vrouw, 2 dln., Amst 1847; Jonge heeren. Typen uit het jonge heeren-leven, 2 dln., Maarssen 1847-'79; Samiël de booze. Een verhaal uit den tijd van Zwammerdams en Bodegravens verwoesting in 1672, 2 dln., Deventer 1847; Verhalen, Amst. 1847; Het geweten en het menschelijk hart. Een verhaal, Amst. 1848; Julie of nacht en morgen uit het leven eener vrouw in de groote wereld, Tiel 1849; 2e druk, Amst. 1854 onder den titel: Nacht en morgen uit het menschelijk leven; Rosa's reisverhaal, Amst. 1849; De bruidschat of eene dochter des hemels en eene dochter der hel, Amst. 1850, 2e dr. 1861; Alva in Antwerpen, of de wraak eens vaders, Maarssen 1851; Eene roos onder de doornen, Amst. 1851; De dag der vergelding, oorspronk. roman, 3 dln., Amst. 1852, 2e dr. 1861; Het kasteel Erikdale, of de koopvrouw van Nieuwpoort, Amst. 1852; Johanna van den dorpssmid, 2 dln., Amst., 1853. Onder het psd. Asmodée, schreef hij: De laatste voorstelling van het wassenbeeldenspel. Sprekende beelden; Een Haagsch oudejaarsavond-partijtje, waarop groote mannen zich aanstellen als kleine kinderen; Het wassenbeeldenspel, voorstellende de nieuwe ministers en de nieuwe bisschoppen; Een nieuwe groep in het wassenbeeldenspel; Een standbeeld in een zak; (deze brochure doelde op het beeld van Willem II op het Buitenhof; De Vries werd daarvoor wegens majesteitsschennis veroordeeld.) Een standbeeld uit een zak; Van Hall weêr aan 't laadje, en Voor de rechtbank, alle te Amsterdam in 1853 en '54 gedrukt; De zeeroover en het proefjaar, Amst. 1854; (psd. R.L. Reid Irving) Een tweede Maria Monk, of de verborgenheden van het zwarte vrouwenklooster te Montreal. Uit het dagboek eener uit dat klooster gevlugte non, die zich gedurende 5 jaren, voordat Maria Monk zich daar ophield, in genoemd klooster bevond, Tiel 1854. Na zijn dood verscheen nog: De martelaar. Een roman voor den Koning, Amst. 1856. De levensbeschrijving, door Van Gorkum daaraan toegevoegd, is verre van juist.