[Jacob van Ouwerkerk de Vries]
Vries (Jacob van Ouwerkerk de), zoon van Hendrik de Vries en Annanet van Ouwerkerk, geb. te Amst. 1777, was ald. jarenlang een geacht koopman, die naar de loffelijke gewoonte zijner stand- en stadgenooten van dien tijd, wetenschap en letteren als uitspanning beoefende, woonde later in werkzame rust te Zeist, en overl. te Amst., 12 Oct. 1842.
Hij schr. drie verh., door 't Nut bekroond: Over de verpligting van een braven huisvader en zulk eene moeder in het gemeene burgerlyke leven, 1794; Onderzoek of men de kinderen behoort te leeren bidden en danken, 1799; Over de pligten der zamenleving, 1801; Wat is waarheid? wat moet men vreezen? wat mag men hopen? of de omwenteling van Nederland van 1813, onpartijdig beschouwd, en de daarvan verwachte en tot hiertoe verkregene gevolgen; en welke belastingen zouden toch wel de beste zijn? 2 st., Amst. 1819, 1820; Onpartijdige beschouwing van den toestand des koophandels binnen de Vereenigde Nederl. in brieven, (I-VIII), Amst. 1819, 1820; Gewichtige aanm. medegedeeld aan den schrijver van de Brieven enz. door een regtsgeleerde, 2e druk, Amst. 1819; De oorzaken van het verval en de middelen tot herstel van den Nederl. koophandel, bekr. door de Holl. Mij.), Haarl. 1827; Handel en nijverheid of proeve om derzelver uit- en inheemsche belangen in overeenstemming te brengen, Amst. 1834; Het godsd. onderwijs der negerslaven en de bloei der kolonie Suriname in groot gevaar, Amst. 1841. Voorts bijdragen in 't Magazijn voor Wetensch. en Kunst, in de Vad. Letteroef., De Volksbode, enz.
(Hand. Mij. Ned. Lett. 1843.)