in 1824 - werd geb. te Tilburg 14 April 1809 en op het Leidsche gymnasium besteld, doch ontliep den hem te strengen rector Bosse, begon zijne studiën te Gent in 1825, ten tijde van Thorbecke, stud. van 1827-'29 te Leuven, prom. te Leiden in 1831, en vestigde zich als adv., eerst in Den Haag, later te Gorkum. Den 29 Maart 1841 deed hij zijne intrede als hoogleeraar te Utr., met eene redev. Over de verdiensten van Ant. Matthaeus, en bekleedde zijn ambt tot aan de grenzen van den leeftijd, door de wet gesteld. Weinig meer dan een jaar leefde hij nog in zijn emeritaat; hij overl. 29 Juni 1880.
Hij schreef: Proeve eener lofrede op Karel den Groote in de Mnemosyne van H.W. Tydeman, 1828; Geschied- en letterk. herinneringen, 2 st., Gor. 1835; Iets bij den dood van G.K. grave van Hogendorp, Gor. 1835; De verdiensten onzer voorouders in het vak der diplomatie vluchtig geschetst, Gor. 1835; Iets over Jacob en Wilhelm Grimm, hoogl. te Göttingen, Gor. 1837; Iets over de goedkeuring van verbonden en verdragen door de Staten-Gen. met een terugblik op het vroegere staatsregt dezer landen, Utr. 1843; Aant. naar aanleiding van onuitgegeven stukken op het werk van Mr. C.W. van der Kemp: Maurits van Nassau, 3e de deel. Oprichting der W.-I-.C. Geheime onderhandelingen van Oldenbarnevelt met de aartshertogen, Utr. 1844; Nederland en Zweden in staatk. betrekking, 2 stukk., Utr. 1845; De regering en de natie sedert 1671-1795, (Ontwikkeling van staatsregterlijke theorieën), Amst. 1845; Beschouwing der openbare meening, Amst. 1846; Bijdr. tot de gesch. der omwenteling 1795-1796, 1e st, Amst. 1847, 2e st., 1851; De noodzakelijkheid der indirecte verkiezingen tot de Nationale vertegenwoordiging nader betoogd, Amst. 1848; De provinciale staten als kiezers voor de Nation. Verteg. beschouwd, Amst. 1848; De regtstreeksche verkiezingen tot de Nation. Vertegenw. bestreden, Amst. 1848; De tweede kamer. Het ministerie (31 Oct. 1849), Amst. 1849; Nog een woord over de coalitie tegen het Ministerie, Amst. 1849; Is de koning der Nederlanden souverein? Amst. 1850; Herinneringen van een staatsman, betrekkelijk de verheffing van Willem I tot souv. vorst der vereen. Nederl. Ter vereffening der polemiek met G. Groen van Prinsterer, Amst. 1850; Nederland en Cromwell, Utr. 1853, redev.; Neêrlands vroegere alliantiën, Utr. 1856, redev.; Inleiding tot eene geschiedenis der Nederl. diplomatie, 6 dln., Utr. 1856-'65; Oranje en de Bataafsche republiek in diplomatische betrekkingen tot den eersten Napoleon, redev., Utr. 1859; Anti-Napoleontische vertoogen (Utr. Cour. 7 Dec. 1851-'23 Dec. '58), Utr. 1859; De rigting van het ministerie. Een woord tot de kiezers, Utr. 1862; Frederike Sophie Wilhelmina, gemalin van den Stadhouder Willem V en Laurens Pieter van der Spiegel, Raadpensionaris, eerst van Zeeland, daarna van Holland, vlugtig geschetst, Utr. 1868; Republiek of constitutioneele monarchie? Redev., Utr. 1869; Een twintigjarige strijd. Volledige verzameling der vertoogen over 's lands in- en uitwendigen toestand (Febr. 1848-Dec. 1868), Utr. 1869; Onze volksgeest vóór en na de grondwetsherziening van 1848. Teekenen des tijds. Eischen van het oogenblik, Redev., Utr. 1870; Voorouderlijke wijsheid in hagchelijke tijden. Het ministerie der raadpensionarissen Simon van Slingelandt, Pieter Steyn en Laurens Pieter van de Spiegel herdacht, Utr. 1872; Een blik op Noordbrabants materieelen vooruitgang en politische ontwikkeling sedert 1813, 's-Bosch 1873, en behalve dat eenige werken en brochures in de Fransche taal over staatkunde en staatsrecht.