[Johannes Eusebius Voet]
Voet (Johannes Eusebius), geb. 24 Jan. 1706 te Dordrecht, werd 6 April 1723 als med.-student ingeschreven te Leiden, vestigde zich in Den Haag en werd daar benoemd tot inspecteur der gemeene middelen (landsbelastingen van Holland) en overl. er 28 Sept. 1778.
Hij schreef: Uitzicht van Nebo, Dordr. 1747; Stichtelijke gedichten, 2 dln. Dordr. 1754, 4e druk 1763; Proeve eener nieuwe berijming van het boek der Psalmen, 's-Hage 1763, uit welke berijming tien jaren later niet minder dan 91 voor de Herv. kerk zijn overgenomen; Het boek der Psalmen volgens de gewone zangwijzen op nieuw in dichtmaat gebragt met de Kant-Psalmen, 's-Hage 1764; Stichtelijke Gezangen, Dordr. 1767; Verh. over den geestelijken smaak, Utr. 1772; De leer der verzoening tusschen God en de menschen, Utr, 1773; De goddelijkheid van den Bijbel gestaafd Amst. 1773; Twee verh. van den staat der afgescheiden Geesten voor den dag der opstanding, Amst. 1773; Gods geschonken middelen tot verkrijging van den geestelijken smaak, of het beginsel van het geestelijke leven, Utr.; De kracht van God in Jezus Christus overwogen, Dordr. 1776: Gods gerechtigheid beschouwd in Christus, Dordr. 1766; Gods wijsheit, kracht en goedertierenheit beschouwd, Dordr. 1775; De redelijkheit van den geestelijken godsdienst overwogen, Utr. 1775; Nagelaten stichtelijke gezangen en Mengeldichten, Dordr. 1780; deze laatste bundel is door het Haagsche Dichtgenootschap uitgegeven.
(Zelandia ill. II, 764).