Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Johannes van Vloten]Vloten (Johannes van), zoon van den voorg., geb. te Kampen 18 Januari 1818, studeerde in de Godgeleerdheid en Letteren aan de Leidsche academie en promoveerde in 1843 tot Dr. in de Theologie. Sedert 1842 was hij leeraar in het Fransch en de Geschiedenis aan het Gymnasium te Rotterdam, welke betrekking hij na den dood zijner moeder in 1846 verliet, om, na eene reis door Zuid-Duitschland, naar Leiden terug te keeren. Hij zette daar zijne letter- en geschiedkundige studiën voort, en werd in September 1854 aan het Athenaeum te Deventer tot hoogleeraar in de Nederl. Letteren aangesteld. Tengevolge van eene redevoering, bij gelegenheid van het nederleggen van het Rectoraat in Febr. 1867 uitgesproken, werd hij in Juli van dat jaar uit die betrekking ontslagen, en vestigde zich in de volgende Meimaand op Kleveroord onder Bloemendaal, woonde daarna te Haarlem, en overl. er, 21 Sept. 1833. Daar geen levensbericht bestaat, zijne groote gaven en ontzettende werkzaamheid waardig, moge eene iets uitgebreider lijst zijner geschr. dan hier gewoonlijk kan gegeven worden, deze leemte in onze letterk. historie aanvullen. Hij gaf uit: Een paar aanteekeningen op C.W. Opzoomers Beoordeeling eener verhandeling van Prof. Scholten, Rott. 1846; Aanteekeningen op Prof. Scholtens Redevoering van 8 Februari 1847, Rott 1847; De Tübinger school en hare Hollandsche tegenstanders. Historische aanteekeningen omtrent de wording des Christendoms, Amst. 1848; Over de leer der Hervormde kerk en hare toekomst, Schiedam 1849; Nederlandsch Liedeboek, 1e en 2e bundel, Leiden en Amst. 1850; Wenschen omtrent Hooger onderwijs (Amersfoort 1850); Nederlandsche Geschiedzangen naar tijdsorde gerangschikt en toegelicht, 2 st. Amst. 1852; Montigny's leven en dood in Spanje (1566-1570), deels naar onuitgegeven brieven, Amst. 1853; Passchier de Fijne naar zijn leven en geschriften, (uit gedrukte en ongedrukte stukken), Den Bosch 1853; De Nederlanden onder koning Filips II, uit het Fransch van Borgnet, Amst. 1854; Marieken van Nijmegen, een Nederlandsche volkslegende uit de 16e eeuw, met inleiding, woordverklaring, en aanteekeningen, Den Haag 1854; Het Nederlandsche Kluchtspel van de 14e-18e eeuw, 3 dln., Haarl. 1854 v.v.; Leidens belegering en ontzet van 1573 en 1574. Naar de oorspronkelijke stukken en bescheiden, Leiden 1854; Marnix van St. Aldegonde en de wording van het Nederlandsch gemeenebest, vrij naar het Fransch van E. Quinet, met aanteekeningen en bijlagen, Dec. 1855: Redevoering over de zedelijke werking der vaderlandsche taal-, letter- en staatsgeschiedenis, 16 Februari 1855; IJselkout, Mengelingen en bijdragen, Devent. 1855; Al de werken van Jacob Cats, 2 dln., Zwolle 1855-'62; Brieven van P.C. Hooft; nieuwe vermeerderde en naar den text herziene uitgave met toelichting, aanteekeningen en bijlagen, (1600-1647), 4 dln., Leiden 1855-'58; Nederlands Opstand tegen Spanje, in zijn beginselen, aard en strekking geschetst, (1561-'67), Haarlem, 1856; Chronologische tabellen der algemeene geschiedenis. Naar het Hoogduitsch van W.F. Volger, voor Nederland ingericht, Haarlem 1856-'58; Nederlands opstand tegen Spanje in zijn eerste wording, ontwikkeling en verderen voortgang, 3 dln., Haarlem 1858-'60; volksuitgave, 2 dln., Schied. 1863; Beknopte handleiding voor de leer van den Nederlandschen stijl, Zutfen 1859; Nederlandsch dicht en ondicht der 19e eeuw, I. Bloemlezing uit de Nederl. dichters, 2 dln. II. Bloemlezing uit Nederl. | |
[pagina 840]
| |
prozaschrijvers, Deventer 1861-'65, 3e dr. 1870-'72; Nog een woord omtrent de godgeleerde faculteit en haar toekomstig lot, Den Haag 1861; Radicalisme, eene geschiedstudie. Met een bijlage over den oorsprong van den Keezennaam, Utr. 1862; Baruch de Espinoza, zijn leven en schriften, in verband met zijnen en onzen tijd, Amst. 1862; 2e dr. onder den titel: Benedictus de Spinoza, enz., Schiedam 1872; De Ponschgod en zijne trawanten. Een bijdrage tot de geschiedenis van de letterkundige kritiek in Nederland, Dev. 1862; Aan de gevallen meisjes van St-k; kristelijke rijmen van jammer en bemoediging namens eene verbijsterde, maar terechtgebrachte romancière, Dev. 1862; In het klassiek letterkundig Pantheon (Schied. bij Roelants) gaf hij sedert 1863 uit: J. Luiken, Duitsche lier; Uitgelezen stichtelijke rijmen van Dirk Rafelsz Kamphuizen, met eene inleiding over het leven en karakter des dichters; C. Huygens, Korenbloemen; O.Z. van Haren, Willem de Eerste; Jac. Revius, Leven en uitgelezen zangen; Het leven en de uitgelezen dichten van Joh. Stalpert van der Wiele; Het leven en uitgelezen verzen van Elisabeth Wolff-Bekker, en losse prozastukken van dezelfde; Bloemlezing uit den Hollandschen Spectator van Justus van Effen, Vondels Lucifer, Palamedes, en Hekeldichten (bij den 2en druk). Voorts nog eene Aesthetika of schoonheidskunde in losse hoofdtrekken, naar uit- en inheemsche bronnen voor Nederlanders geschetst, Dev. 1863, 2e druk 1870; Jezus van Nazareth en zijn beginselen in betrekking tot onze dagen. Naar aanleiding van Renan's leven van Jezus, Amst. 1863; Over arbeidersvereeniging en vennootschappen van handwerkslui. Een lichtpunt in de toekomst der zamenleving. Staathuishoudkundige nutslezing, Dev. 1863; Terugblik en rekenschap van gevoelens. Opentlijk schrijven aan J. de Bosch Kemper, (overdruk uit De Dageraad, Amst.) 1863; Vondels Eenvoud. Feestelijke toespraak gehouden te Deventer in 1858 en uitgegeven ten voordeele van 't op te richten standbeeld des dichters, Amst. 1863; J. van Vondels Volledige dichtwerken. Naar tijdsorde gerangschikt en in de hedendaagsche spelling uitgegeven. Met inleiding en aanteekeningen, 2dln., Schiedam 1863-'66; Het beste gedenkteeken voor 1813, Zutfen 1864; Beknopte geschiedenis der Nederl. letteren; Tiel 1865, 2e dr. 1870; De Levensbode. Tijdschrift op onbepaalde tijden, Zutfen, Deventer en Haarlem, 1865-1875; Het goed recht der gemeente Deventer op hare weiden, Dev. 1865; Een verbijsterd ministerie. Een vliegend blaadje bij de ontbinding der 2de kamer tot zijne landgenooten en medekiezers gericht, Dev. 1866; Vijftal lezingen over de wording en ontwikkeling der stad en gemeente Deventer. Met bijlage, waaronder het tot dusver onuitgegeven stadsboek van 1381, Zutfen 1866; Eerlijke wenschen omtrent hooger en middelbaar onderwijs, Nederl. Volkszin en maatschappelijke oprechtheid. Rectorale redevoering, Dev. 1867. Tweede en derde druk met een Naschrift, aldaar, 1867; De gemeenteraad van Deventer, door een onpartijdig kiezer beoordeeld, Kampen 1867; Uit nieuw Abdera. Opentlijk schrijven aan T.J. Stieltjes, Dev. 1867; Nalezing, aanteekeningen en bijlagen op Leidens beleg en ontzet, Dev. 1867; Nederlands constitutioneel of grondwettig koningschap Volkslez. gehouden te Dev. ter 300ste verjaring van 's lands eerste verzet tegen Spanje, Dev. 1867; De Nederlandsche opstand der 16e, en de Nederlandsche Katholieken der 19e eeuw. Bemiddelend wederwoord aan W.J. Nuyens, Dev. 1868; De weidevraag te Kampen en Genemuiden, kortelijk besproken, Dev. 1868; Noord-Nederlandsche karakterfeiten en ziektegeschiedenis van het Ned. woordenboek. Twee congresvoordrachten met toelichtende inleiding, Haarlem 1868; Vrije studie. Voordracht, gehouden in het Delfsche studentengenootschap van dien naam, Haarl. 1868; Bloemlezing uit de dichtwerken van W. Bilderdijk, naar tijdsorde gerangschikt en in verband gebracht met zijn leven en werken, Leiden en Deventer 1868; Humaniteit: de blijde boodschap der 19e Kristeneeuw; uitgesproken in het Amst. genootschap van dien naam, Amst. 1869; Bloemlezing uit de Nederlandsche dichters der 17de eeuw, voor hooger en middelbaar onderwijs. Naar tijdsorde gerangschikt en biografisch toegelicht, Arnhem 1869; Id. uit de Nederl. prozaschrijvers en dichters der 18e eeuw, 2 dln. Amst. 1871; Id. uit de Nederl. prozaschrijvers der 17e eeuw, Amst. 1870; Nederlandsche baker- en kinderrijmen, Leid. 1872; met melodiën van M.A. Brandts Buys, Leid. 1874, 3e druk; Schets van de geschiedenis der Nederl. Letteren, Tiel 1871; Tweeërlei Nederl. volksgif. Voorlezing ter toelichting der godsdienstvraag in de Nederl. samenleving, voorgedragen in het genootschap ‘Humaniteit’ 2 April 1871, Haarl. 1871; De mondige mensch als Nederlandsch Staatsburger, Schiedam 1871; Zielkundig historische inleiding ter algem. en Nederl. taalkennis 2e dr. der Spraakwording, enz. Haarlem 1871; W. en O.Z. van Haren, leven en werken, Dev. 1871-'73; Nederland tijdens den Volksopstand tegen Spanje, 1564-1581. Naar de oorspronkelijke bescheiden, 2 dln., Nieuwe, herziene, en voortgezette uitgaaf | |
[pagina 841]
| |
van Nederlands Opstand enz.; De waarheid in zake B.C.J. Mosselmans. Opentlijk schrijven aan M.D. Graaf van Limburg Stirum, Haarl. 1872; Mr. J. Knottenbelts pleitreden in zaken B.C.J. Mosselmans. Herziene en volledige uitgave, met voorrede en slotzang, Haarl. 1872; Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw voor het Nederlandsche volk geschetst, m. pl., Amst. 1873; De Geuzenleus der 19e eeuw; vaderl. opwekkingsrede uitgesproken in den Doelen te Haarl. 5 Nov. 1873, Haarl. 1873; Margretha More's Dagboek naar den 5en Eng. dr. met inleiding, Haarl. 1873. In datzelfde jaar bezorgde hij ook de uitgave van Twee reisnovellen door Tony, Haarl. 1873 (zie A. Bergmann, blz. 59); Beknopte Geschiedenis der nieuwe letteren, Amst. 1874; Beknopt staatburgerlijk handboekjen voor Nederlanders, die zich van hun plichten en rechten als mensch en als staatsburger kwijten willen, Haarl. 1874; Een en ander omtrent het jongste wetsontwerp op het hooger onderwijs, Haarl. 1874; Middelburgs beleg en overgang (1571-'74), naar de oorspronkelijke bescheiden geschetst, Middelb. 1874; Onkruid onder de tarwe. Letterkundige karakterstudie (over Multatuli), Haarl. 1875; Vondel-Almanak, Nederlandsche Volkskalender, Haarl. 1876; Thorbecke's standbeeld, Nederlandsche staats- en volksbespiegeling, Arnhem 1876; Jonckbloets zoogenoemde Geschiedenis der Ned. Letteren getoetst en toegelicht, ald. 1876; Een plattelands Romeo en Julia, naar 't Hoogd. van Keller, (Nijmegen 1876); Klein Duimpjen, eene maatschappelijke vertelling, naar Ed. Jenking, (Haarlem 1876). Bakerrijmpjes, Leid. 1876; Thorbecke's standbeeld, Arnhem 1876; V.d. Wijck's Spinoza beoordeeld, Haarl. 1877; Uit Bellamy's nagelaten brieven en papieren, Midd. 1878; Busken Huet's Nationale vertoogen, Haarl. 1878; Noodeloos ideaal-gescharrel, ald. 1880; Spinoza de blijde boodschapper der onmondige menschheid, 's-Hage, 1880; Elisabeth Wolff, geb. Bekker, Levens- en karakterbeeld, Haarl. 1880; 1581-1881. Wenschelijke herboorte van Nederl. staats- en volksleven, ald. 1881; De ministerieele eedpreek ontleed, 2 drukken, ald. 1881; Nederl. aesthetika, 2 dln. Schoonh. 1882; Drogredenen en wenschen omtrent grondwetsherziening, Haarl. 1882; Art. 194 der Grondwet geen partijleus, ald. 1883; Driederlei Nederl. volksvijand, ald. 1883; Nederl spelling- en woordenboeks-grieven, ald. 1883. Tot de laatste meer uitvoerige uitgaven behoort de bewerking van Maerlant's Merlijn, Leid. 1880-'82. Nadat prof. Brill (blz. 114) de Alg. Gesch. des Vaderl. van Arend (blz. 23) tot den Munsterschen vrede had aangevuld, zette Van Vloten dien arbeid voort tot in het midden der 18e eeuw, Haarl. 1879-'83. In de werken van 't Historisch Genootschap te Utrecht, van 't Friesch Genootschap, Nijhoff's Bijdragen, enz. gaf hij verschillende onuitgegeven bescheiden van de vaderlandsche geschiedenis der 16e eeuw, uit het Belgische Rijksarchief, in 't licht. Verder schreef hij tal van opstellen, boekbeoordeelingen en bijdragen in De Gids, Dageraad, Konst- en Letterbode, Vaderlandsche Letteroefeningen, Nederl, Spectator, Dietsche Warande, De Kunstkronijk, in Nederl. Almanakken, dag- en weekbladen, en den sedert Maart 1874 onder zijn leiding te Haarlem verschenen Nederl. Kunstbode. Eene verzameling daarvan, uit overdrukjes bijeengebracht, vormt reeds eene hoeveelheid, die aanspraak heeft op de getuigenis van een welvolbracht letterkundig leven. |
|