[Johan Verschuir]
Verschuir (Johan) woonde bij de geboorte van zijn zoon Hendrik, later pred. te Sleen, 17 Jan. 1702, te Groningen; hij was sedert hetzelfde jaar schoolmeester te Loppersum, legde zich onder een der beide pred. ald. op 't predikambt toe, en stond in het naburige Zeerijp tot aan zijn dood, in 1737. Van hem wordt gezegd, dat hij wiskunde studeerde onder Bernouilli, die van 1695-1705 te Gron. was; hij komt in het stud.-album niet voor en dat hem ‘in het midden der achttiende eeuw’ een professoraat werd aangeboden is wegens zijn sterfjaar niet aannemelijk. Wellicht betreft dat een zijner kleinzonen, die hoogleeraren in de Oostersche talen en in de geneeskunde geweest zijn.
Hij schreef: Historisch of tijdrekening der H. Boeken, Gron. 1732; Zegepralende waarheit, Gron. 1735; Zelfonderzoek, Amst.; Bevindelijke Godgeleertheit, 's Hage 1737; Honigraatje van Gezangen tot verkwikking van Zions treuringe, Gron. 1735.
(Romein, Pred. Drenthe, 307, en Brucherus, Stad en Lande, 114).