Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Johanna Elisabeth van de Velde-Helmke]Velde-Helmke (Johanna Elisabeth van de), echtgenoote van den voorg., was in hare jeugd zeer bevriend met Juffr. M.P. Woesthoven, gelijk Van de Velde met Elter - zie blz. 233 - totdat de huiselijke verhoudingen dezer kunstgenooten de vriendschap deed eindigen. De vraag of sommige kerkliederen van haar of van Helmke zijn is daardoor moeielijk te beantwoorden, omdat elk een gezang schreef en beiden het zooveel veranderden, dat van enkele gezangen het auteurschap nog niet is uitgemaakt. Zij overl. 26 Oct. 1844 te Zutfen, waar haar zoon Jacob Carel van 1832-'53 pred. was. Zij was sedert 1787 werkend lid van het Amsteld. Dicht- en Letteroefenend Gen., dat haar dichtstuk Nehemia bekroonde en in zijne werken opnam: Het juichend Israel bij de opvoering der Arke, en Hanna, gedichten. Hare ged. Jezus gekruist, Gedachten bij den morgenstond, en De lof der naarstigheid staan in de werken van ‘Hierna volmaakter;’ hare verzen De roemende Christen en Jezus ten Hemel, in het Taal-, Dicht- en Letterk. kabinet van Brender à Brandis. In den Almanak van Vernuft en smaak voor 1791 vindt men Zomerwandeling en Jezus geboren. Verder dichtte zij nog: De lof van den Nederlandschen landbouw, de in God roemende Christen, Morgengedachten, Elise aan twee harer vrienden bij hunne intrede in hare woning, Werelt vol van twist en woeling en wentelende onzekerheid. Volgens de lijst van Scharp, een der leden van de commissie voor de Evang. gezangen, was zij de dichteres van Gez. 2, 50, 79 en 85; in het Luthersch Gezangboek: 145, 168; in de Christelijke Gez., bij Sepp (in den Grooten bundel): 33, 85, 91, 107, 113, 121, 133, 144, 147, 155. B. ter Haar gaf over dit echtpaar een lezenswaardig art. in: (Maandschr. voor Christenen uit den beschaafden stand, IX, Amst. 1845.) |
|