[Jan van der Veen]
Veen (Jan van der), geb. te Haarlem, waarheen zijne ouders uit Deventer gevlucht waren, onzeker wanneer, keerde daar terug en was er apotheker en drogist, tot zijn dood in 1659.
Hij schreef: Verkeerspel op 't Batement nu kortelingh binnen Antwerpen, tot schimp van den Prince van Oraengien uytgebeelt, Antw. 1631, met oock het teghen-dicht. Noch is hier bij ghevoecht syn kaetsspel, enz. 1632, welk laatste ook afzonderlijk verscheen onder den titel van Kaets-spel ofte wederstuyt op de leugen-laster teghen hem wtgespoghen door menich nameloos Antwerpsch gebroetsel, Dev. 1632; Kruckendans, toegheëygent de vijf lamme Antwerpsche wederbotters, Dev. 1632; Overzeesche zege en Bruyloftszangen, alsmede alle de wenschen by hem uyt gemaeckt, 3e dr., Haarl. 1641; Zinnebeelden, ofte Adamsappel, versiert met seer aerdige const-plaeten. Mitsgaders syne oude ende nieuwe ongemeene Bruydtslof ende Zegezangen, [bevattende aldus al zijne ged. der vroegere uitg.] Amst. 1642, 2e dr., ald. 1663, 3e dr., ald. en Dev. 1703, 4e dr., Amst. 1754; Klucht van Emanuel Carbonero, spaensch Capiteyn en Franco Vredeman, een gevangen Nederlander; Nikkers-praetje (tusschen) Alekter, Megera, Tisiphone, Helsche rasernyen ende Charon, Helsche Veerman (nopende de quade Proceduren van Enghelandt). Ook achter zijne Raedtselen uytgebeeldt met sin-rycke uytleggingen, enz. Daar achteraen is bygevoeght syn Gulden ende Yseren eeuw, alsmede een Nikkers-praetje, enz., Amst. 1653.