[Dr. William Robert Veder]
Veder (Dr. William Robert) en (Mr. Aart), tweelingbroeders, geboren 9 Augustus 1808 te Rotterdam, bezochten het Erasmiaansch gymnasium onder rector Terpstra en werden 2 Juni 1824 te Leiden ingeschreven, W.R. in de theologie en A. in de rechten, beiden, daarenboven Zooals vaak toenmaals geschiedde, in de letteren. Beide broeders, onderling in nauwe vriendschap verbonden telden aan de Academie o.a. hun stadgenoot G. v.d. Linde, later den schoolmeester, onder hun bijzondere vrienden en ook den ouderen Jacob van Lennep, die, hoewel reeds advocaat te Amsterdam, toch Leiden bleef bezoeken. In 1830 namen zij deel aan den tiendaagschen veldtocht en 29 September 1832 promoveerden zij in de letteren en rechten (de historia juris apud veteros). W.R. in de theologie (de Anselmo Cantuariensi). A. vestigde zich in Rotterdam, waar hij de eerste practijk van zijn tijd in handen had. Hij stierf in 1861. Hij gaf in 1844 uit een ‘Betoog van de mogelijkheid van eerlijke en gepaste middelen tot voorziening in den geldelijken nood’ en schr. in 1858 een bijdrage in De Gids. Dr. W.R. Veder aanvaardde eerst het predikambt in Heilo, in welke gemeente hij in 1836 door zijn vriend Hasebroek werd opgevolgd. Vandaar te Loenen a/d Vecht werd hij in 1838 beroepen naar Zutphen, en aanvaardde in 1842 te Dordrecht den predikdienst. Hier, hoewel verscheidene malen o.a. naar Amsterdam en Den Haag beroepen, bleef hij tot het einde van zijn 40-jarigen dienst gevestigd. Sedert den zomer van 1876 te Amersfoort woonachtig, overleed hij aldaar na langdurig lijden den 12 Juni 1882. Hij was een dertigtal jaren lid en voorzitter van ‘Diversa sed una’, later door zijn bemoeiing de Dordrechtsche afdeeling geworden van de Mij. van fraaije kunsten en wetenschappen, wier lid van verdienste hij werd bij zijn vertrek uit Dordt. Dr. P. Steen, als voorzitter der algemeene vergadering op 15 Sept. 1882, herdacht zijn overlijden.
Behalve enkele bijdragen in den Leidschen Studenten-almanak, in den Muzen-almanak en in Aurora, zijn slechts enkele geschriften, vooral gelegenheidsstukken en leerredenen van zijn hand in druk verschenen. Onder deze noemen wij in chronol. volgorde als de voornaamste: Feestelijke toespraak aan zijn voormalige wapenbroeders bij gelegenheid der reunie te Leiden