[Mr. Jurjen Nanninga Uitterdijk]
Uitterdijk (Mr. Jurjen Nanninga), geb. aan Den Horn (Groningen), 2 Januari 1848, studeerde te Groningen in de rechten, en promoveerde er in 1872. In dit jaar werd hij benoemd tot procureur te Appingadam, en in hot volgende jaar tot Archivaris der gemeente Kampen, waar hij met kracht den arbeid van Molhuizen voortzette, en tevens de rechtsgeleerde practijk uitoefende, terwijl hij bovendien werkzaam was voor 't onderwijs en in 't belang der openbare aangelegenheden.
Hij schreef: Geschiedenis der voormalige abdij der Bernardijnen te Aduard, Gron. 1870; Johan de Mepsche, eene bijdrage tot de gesch. van Groningen en Ommelanden onder Spaansche heerschappij, Gron. 1872; Registers van Charters en bescheiden in het oud archief van Kampen, 6 dln. Kampen 1872 en v.v.; De Kameraars en Rent-meestersrekeningen der stad Kampen van 1515-1540, ald. 1875; Onvervreemdbaarheid van weerplicht, ald. 1876; Een Hansedag te Keulen van 5-8 Juni 1876, ald, 1876; De stadsburgerweiden te Kampen. Kampen 1876; Het grootburgerweeshuis en de St. Geertruide en H. Geestgasthuizen te Kampen, ald. 1876; verder bijdragen in de Groninger en Gentsche studenten-almanakken, en een aantal geschied- en oudheidk. opstellen en studiën in de Bijdragen voor de Gesch. en oudheidkunde inzonderheid van de provincie Groningen, in Fruin's Bijdragen voor Vaderl. Gesch. en Oudheidkunde, in de Doopsgezinde Bijdr. in het Jahrbuch der Geselschaft für bildende Kunst und Vaterländische Alterthümer zu Emden, in de Vrije Vries, in de Kamper Courant (1873 en 1876), waarin hij in 1875 als redacteur opstellen van verschillenden aard plaatste. Met Mr. J.I. van Doorninck: Bijdragen tot de geschiedenis van Overijssel, sinds den dood van zijn kundigen ambtgenoot, onder zijn bestuur voortgezet; Zwolle 1874-1890 v.v. en reeds tot 10 dln. uitgebreid. Over zijn naamgenoot en grootvader, een man van ongemeene gaven en bekwaamheid, vooral in wiskunde, geb. 1781, overl. 1845, zie het art. in het Biogr. Wdb. van Dr. Schotel, U, blz. 17-19.