[Eugeen Edward Stroobant]
Stroobant (Eugeen Edward), den 30 Jan. 1819 geb. te Turnhout, waar hij zijn eerste onderricht genoot. Na het voltooien zijner humaniora in het Stadscollege te Diest (1836), legde hij zich op de studie voor het notariaat toe. In 1838 stichtte hij te Turnhout, met eenige vrienden, het Genootschap ‘Trouw en Broederliefde’, dat in 1840 een bundel dicht- en proza-stukken zijner leden onder den titel ‘Heibloemen’ uitgaf, en later in het Genootschap ‘De Dageraad’ werd herschapen. In 1840 vestigde hij zich te Brussel, waar hij in 1842 met eenige andere flaminganten het Nederduitsch Taal- en Letterkundig Genootschap stichtte en sedert dien tijd bleef hij ijverig werkzaam ter bevordering der letter- en tooneelkunde en ten voordeele der Vlaamsche Beweging, waarom hij in 1857 tot lid der Vlaamsche Grieven-commissie werd benoemd. Stroobant bekleedde zijn notarisambt achtereenvolgens te St.-Pieters-Leeuw (27 Juli 1855), te St.-Gilles (6 Sept. 1869) en te Brussel (26 Maart 1874), waar hij op 10 Juni 1884 tot Volksvertegenwoordiger werd gekozen en overleed op 5 Mei 1889.
Behalve de bijdragen voorkomende in de Heidebloemen (Turnhout 1840), De Noordstar (Antw. 1842), Het Vaderland (Antw. 1844), De Vlaemsche Stem (Bruss. 1846-'47), De Moedertael (1849) en meer andere tijdschriften en bladen, gaf hij in het licht: Myne eerste vlerken, Turnh. 1842; Een winteravond in de Kempen, dry berymde volkslegenden, Antw. 1844; Victor Hugo's balladen, Antw. 1845; De tooneelliefhebbers, of de pryskamp van uiterlyke welsprekendheid, blyspel met zang in één bedryf (bekroond), Bruss. 1849; De Wiskunstenaer, of het gevlugte Juffertje, kluchtspel, in één bedryf, naer P. Langendijk, Bruss. 1849; Eene traen op het graf van de eerste koningin der Belgen, Bruss. 1850; Rue des Pierres No. 60. een Vlaemsch stuk met een Franschen titel, in één bedryf, Bruss. 1852; Raed en Daed, blyspel met zang in één bedryf, Bruss. 1852; De Veldwachter, blyspel met zang