[Reimond Stijns]
Stijns (Reimond), te Mullem, bij Oudeaarde, geb. op 10 Mei 1850, studeerde aan de bisschoppelijke normaalschool van Sint-Nicolaas, was opvolgentlijk onderwijzer te Beveren, Mullem en Sint-Jans-Molenbeek. Sedert 9 Febr. 1884 is hij leeraar van Nederlandsche taal aan het Atheneum te Brussel.
Met zijnen schoonbroeder Isidoor Teirlinck schreef hij onder de namen Teirlinck-Stijns: Bertha van den Schoolmeester, romantische zedenschets, Bruss. 1877; Frans Steen, zedenroman, Bruss. 1878; Gedichten en Novellen, eerste deel, Bladknoppen, Gent 1879; Lina Donders, volksdrama in vijf bedrijven, Bruss. 1879; Baas Colder, Bruss. 1879; Aldenardiana, Novellen uit het Zuiden van Oost-Vlaanderen, Bruss. 1880; Lucia Staps, drama in vier bedrijven, Bruss. 1882; Kruidkunde, Een handboek voor onderwijzers en leerlingen-onderwijzers, Roes. 1882; Bloemenleven, Roes. 1882; Uit het leven van ons volk, een novellenbundel, Roes. 1882; Stella, lyrisch drama, 1883; Beersel bij Brussel, eene monographie, Roes. 1883; Arm Vlaanderen, Roes. 1884; Emanuel Geibel herdacht, een bloementuiltje uit zijne ‘Jugendgedichte’, Roes. 1884. Alleen leverde hij: Schetsen en Verhalen, Brugge 1886; Broodnijd, schetsen en verhalen, Rotterdam 1887; Ruwe Liefde, dorpsverhaal, Gent 1887; De Stekelbaars, Gent 1888; Sprokkelingen, Gent 1889; Verder bijdragen in bladen en tijdschriften.