[Jozef Staes]
Staes (Jozef), geb. te Antwerpen den 27 Maart 1828, was eerst gedurende zestien jaren als sigaren-sorteerder werkzaam in eene tabaksfabriek, terwijl hij zich in zijne vrije uren oefende in de taal- en dichtkunde en reeds in tijdschriften en weekbladen bijdragen leverde. In 1857 werd hij medeopsteller van het Handelsblad van Antwerpen, voor welke betrekking hij bedankte op 1 Juni 1874, om in den handel zijner vrouw behulpzaam te zijn. Sedert 1878 leeft hij op zijne rust.
Zijne pennevruchten zijn: Een gouden Jubelfeest in de Kempen, Antw. 1854; Grafloover, gedichten aen de nagedachtenis van 's dichters moeder toegewyd, Antw. 1862; Vrouwenportretten met de pen geschetst, Antw. 1865; Immortellen op het graf mijns vaders, Gent 1866; Papillotten, Liefdezangen uit vroeger dagen, Antw. 1869; Zandkorrels, Antw. 1869; Open brief aan den heer A.J. Cosyn, bestuurder van het tijdschrift ‘de Vlaamsche Kunstbode’, Antw. 1872; Patriotten en Sansculotten, Antw. 1878; Veertien dagen te Parijs, Antw. 1879; Schrijvers en navolgers, open brief aan den heer...., Antw. 1880; Memento voor mijn Kind, Antw. 1881; Rubens' geboortehuis, Antw. 1881; Hendrik Conscience, Een blik in het verledene, Antw. 1883; Antwerpsche Reizigers van de vroegste tijden tot op heden, Antw. 1883; Theodoor van Rijswijck, zijn leven in verband met zijnen tijd, Antw. 1884; Bijdragen tot de Geschiedenis van Antwerpen op het einde der XVIIIe eeuw (eerste stuk), Antw. 1887; De Belgische Republiek van 1790, hare opkomst en ondergang, Antw. 1889; Bijdragen tot de Geschiedenis van Antwerpen op het einde der XVIIIe eeuw (tweede stuk), Antw. 1889; Het Land der Inquisitie, omzwervingen in Spanje en Portugal, Antw. 1890; Jongelingszonden, Liederen en Gedichten, Antw. 1891.