[Mr. Johan van Someren]
Someren (Mr. Johan van), geb. 3 Juli 1622 te Dordrecht, waar zijn vader Cornelis (1593-1649), geneesheer en regeeringslid, ook een weinig de poëzy beoefende, studeerde te Leiden in de rechten, en zette zich na zijne promotie, die 17 Maart 1645 plaats had, eerst te 's-Hage, daarna te Dordrecht neder, waar hij in de regeering kwam. In Juni 1655 werd hij pensionaris der stad Nijmegen, en in 1666 griffier van de Chambre mi-partie. Hij overl. in zijne geboortestad 22 Dec. 1676.
Behalve zijne Lat. diss., schreef hij: Herstelde Oudheyd, ofte Beschryving van Batavia, wezende een gedeelte van 't Hertogdom Gelre en Graefschap Holland, Nijm. 1657; Uytspanning der vernuften; bestaende in Geestelycke en wereltlycke Poëzye, Nijm. 1666, Gorinchem 1686; Cajus Julius Caesar, ofte wraak van vermande Vrijheid, Treurspel, Dordr. 1670; en liet nog verscheidene werken in hs. na.